De Hoge Raad heeft onlangs de uitgangspunten voor schadeloosstelling in SNS-zaak bijgesteld. Zo moet de Ondernemingskamer zelf, onafhankelijk van het aanbod van de minister van Financiën, de schadeloosstelling voor de onteigening van SNS-bank bepalen. Eerder bepaalde de Ondernemingskamer dat de schadeloosstelling hoger moet zijn dan het aanbod van de minister van € 0,– per onteigend effect of vermogensbestanddeel. Dat uitgangspunt moet worden losgelaten. In zijn uitspraak formuleerde de Hoge Raad meer nieuwe uitgangspunten voor de schadeloosstelling.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Als gevolg van de kredietcrisis van 2008 zijn problemen bij de SNS Bank ontstaan. Deze hebben ertoe geleid dat de Staat begin 2013 is overgegaan tot onteigening van de aandelen en achtergestelde obligaties bij die bank en haar moedermaatschappij SNS Reaal. Het onteigeningsbesluit is getoetst door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State en grotendeels in stand gebleven.
De minister van Financiën heeft de aandeelhouders en achtergestelde schuldeisers een schadeloosstelling van € 0,– per onteigend effect of vermogensbestanddeel aangeboden. Het argument daarvoor was dat moet worden uitgegaan van een faillissementsscenario waarin niet eens voldoende saldo zou resteren om de gewone (concurrente) schuldeisers een uitkering te doen. Dit aanbod heeft geleid tot een procedure over de hoogte van de schadeloosstelling voor de Ondernemingskamer, die in juli 2013 een tussenuitspraak heeft gedaan. In die uitspraak zijn deskundigen benoemd, maar de Ondernemingskamer heeft ook zelf uitgangspunten voor de waardebepaling gegeven. De Hoge Raad heeft zich vandaag over die uitgangspunten uitgesproken.
Een van de uitgangspunten was dat de schadeloosstelling hoger moet zijn dan het aanbod van € 0,–, omdat de minister dat aanbod onvoldoende heeft toegelicht. Volgens de Hoge Raad moet de Ondernemingskamer zelf, dus los van het aanbod, de schadeloosstelling vaststellen, en daarvoor is niet van belang hoe de Minister zijn aanbod heeft toegelicht. Dat betekent dat de schadeloosstelling alsnog op € 0,– zou kunnen uitkomen.
Daarnaast beoordeelt de Hoge Raad een groot aantal andere door de Ondernemingskamer gegeven uitgangspunten voor de schadeloosstelling, onder meer over de betekenis van de beurskoers voor de waardebepaling en de vraag of rekening mag worden gehouden met het optreden van de Nederlandse Bank voorafgaand aan de onteigening. Op diverse punten worden nieuwe uitgangspunten geformuleerd.
Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad is dat de schadeloosstellingsprocedure, die bij de Ondernemingskamer wordt voortgezet, op diverse punten moet worden bijgesteld.
ECLI:NL:HR:2015:661