Rechtbank Limburg heeft afgelopen vrijdag een 50-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op een van zijn collega’s door hem met een speciaal daarvoor gekocht mes in de borst te steken. Als gevolg hiervan is het slachtoffer binnen zeer korte tijd overleden. Toen het snel ter plaatse gekomen ambulancepersoneel wilde gaan reanimeren, had dat eigenlijk al geen zin meer. Van deze gebeurtenis zijn meerdere mensen, onder wie collega’s van verdachte, getuige geweest.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Moord of doodslag?
De vraag was of deze opzettelijke levensberoving gepleegd werd met voorbedachten rade of niet en dus of er sprake was van moord of van doodslag. Zowel de officier van justitie als de advocaat van de verdachte heeft betoogd dat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad en dus dat er niet gesproken kan worden van moord. De rechtbank denkt daar anders over.
Oordeel van de rechtbank: moord
De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Verdachte had eerder die dag ruzie met het slachtoffer. Als gevolg daarvan vreesde hij voor de eer van zijn vrouw. In de loop van de dag heeft hij een groentemes gekocht. Aan niemand heeft hij verteld dat hij dit mes heeft gekocht, ook niet aan zijn vrouw. Thuis gekomen heeft hij het mes uit de verpakking gehaald en bij zich gestoken. Vervolgens heeft hij zijn collega’s om het telefoonnummer van het slachtoffer gevraagd en het slachtoffer gebeld en hem gevraagd om naar hem toe te komen. Verdachte heeft het slachtoffer thuis opgewacht. Toen zij eenmaal tegenover elkaar stonden, vond er direct een schermutseling tussen de verdachte en het slachtoffer plaats. Daarbij maakt de verdachte als eerste een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van het slachtoffer dat vervolgens in elkaar kromp. Ten slotte belde verdachte nadat hij het slachtoffer had neergestoken zijn baas met de mededeling dat hij, verdachte, hem had gepakt of iets had aangedaan.
De rechtbank stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de mogelijke betekenis en eventuele gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is volgens de rechtbank daarom geen sprake. De rechtbank vindt dan ook dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord bewezen.
Strafmotivering
Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de raadsman, moord bewezen acht, heeft de rechtbank een hogere gevangenisstraf opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. In de aanleiding van het delict – verdachte was hoewel hij met voorbedachte raad handelde niet uit op de dood van het slachtoffer – en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de op te leggen gevangenisstraf desondanks te matigen. De opgelegde straf komt daarom uiteindelijk ‘maar’ een jaar hoger uit dan de geëiste straf.
De rechtbank legt een gevangenisstraf op van negen jaar.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij, (nabestaande van het slachtoffer) vordert een schadevergoeding van € 10.200. Dit bedrag bestaat uit € 3.700 begrafeniskosten, € 1.500 smartengeld en € 5.000 affectieschade. De rechtbank wijst alleen de vordering voor de begrafeniskosten toe. De vordering van de benadeelde partij voor zover dit smartengeld betreft is volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij wordt in dat deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard. De wet biedt geen mogelijkheid tot vergoeding van affectieschade, zodat de rechtbank dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.