De Centrale Raad van Beroep (Raad) oordeelt in zijn uitspraken van 10 juni 2016 dat uit het arrest Franzen volgt dat artikel 13 van de verordening 1408/71 zich er niet tegen verzet dat aan migrerend werknemers kinderbijslag of ouderdomspensioen of partnertoeslag (AOW) wordt toegekend. De Svb is alleen gehouden deze uitkeringen toe te kennen als de bijzondere omstandigheid zich voordoet dat betrokkenen niet verzekerd zijn voor deze uitkeringen op grond van de wetgeving van het land waar zij werken. De verordening verplicht de Svb er niet toe deze uitkeringen te weigeren als er geen sprake is van cumulatie van uitkeringen van dezelfde aard.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:783) vragen aan het Hof van Justitie van de EU gesteld. Die vragen gaan over de uitleg van de Europese regels voor werknemers die in het ene EU-land (Nederland) wonen en in het andere EU-land (Duistland) werken in een qua uren of beloning “kleine baan”. Op grond van het EU-recht gelden voor het recht op kinderbijslag (“Kindergeld”) en AOW (“Altersrente”) de regels van het werkland (Duitsland). In Nederland krijgen deze werknemers geen kinderbijslag en bouwen zij geen AOW op. In Duitsland zijn werknemers met zo’n kleine baan echter ook bijna helemaal uitgesloten van de sociale zekerheid. Zij krijgen daarom in Duitsland geen “Kindergeld” en bouwen ook geen “Altersrente” op. Weliswaar schrijven de EU-regels voor dat de sociale zekerheid van het werkland van toepassing is, maar de vraag was of dit ook opgaat als de werknemer in Duitsland niet verzekerd is omdat de werknemer een qua omvang en/of loon te “kleine baan” heeft.
Het Hof van Justitie van de EU (Hof) heeft in het arrest Franzen (ECLI:EU:C:2015:261) deze vragen beantwoord. Het Hof heeft geoordeeld dat de verordening zich er niet tegen verzet dat een migrerende werknemer op wie de wetgeving van de werkstaat van toepassing is, op grond van wetgeving van de woonstaat kinderbijslag of AOW ontvangt.
De Raad heeft uit het arrest afgeleid dat de Svb slechts gehouden is tot het toekennen van uitkeringen als de bijzondere omstandigheid zich voordoet dat betrokkene in de werkstaat niet is verzekerd voor de betreffende uitkering. Betrokkene moet ook voldoen aan de voorwaarden voor de uitkering naar Nederlands recht er mag geen sprake zijn van cumulatie van prestaties van dezelfde aard voor een zelfde tijdvak.
Bij de vraag of betrokkenen naar Nederlands recht verzekerd zijn, is van belang dat de AKW en AOW personen die op grond van een verdrag onder buitenlands recht vallen uitsluiten van verzekering voor die wetten (artikel 6a, aanhef en onder b, van de AKW en artikel 6a van de AOW). De Raad heeft geoordeeld dat deze nationale bepalingen moeten worden uitgelegd met inachtneming van de rechtspraak van het Hof. Uit het arrest Franzen volgt dat een uitzondering kan worden aanvaard op het beginsel dat de socialezekerheidswetgeving van slechts één lidstaat van toepassing is. Op grond van deze bepalingen konden betrokkenen niet worden uitgesloten van het recht op kinderbijslag of AOW. De regel in de KB’s Uitbreiding en beperking kring van verzekerden volksverzekeringen dat werken in het buitenland leidt tot uitsluiting van de verzekering, dient buiten toepassing te worden gelaten door verordeningsconforme uitleg van de hardheidsclausule.
Dit betekent dat de Svb ten onrechte heeft vastgesteld dat betrokkenen niet verzekerd waren voor de AKW, onderscheidenlijk de AOW. De rechtbanken hadden dat niet onderkend. De Svb zal nieuwe besluiten moeten nemen.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.