Het onderhavige wetvoorstel, Wijziging Wet primair onderwijs, Wet expertisecentra en Wet medezeggenschap onderwijs ten behoeve van meer keuzevrijheid onderwijstijd, is afgelopen dinsdag aangenomen door de Eerste Kamer en beoogt flexibilisering van de schooltijden voor basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Scholen krijgen thans meer ruimte om, met instemming van de ouders en het personeel welke vertegenwoordigd zijn in de medezeggenschapsraad, een rooster te plannen dat optimaal aansluit bij de eigen situatie.
Hoofdlijnen
- afschaffen van het wettelijke voorschrift dat scholen niet langer dan 5,5 uur per dag les mogen geven (wel moeten scholen een evenwichtige verdeling van de activiteiten in acht nemen);
- leerlingen in het basisonderwijs moeten in acht schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, waarvan de eerste vier jaren ten minste 3520 uur (gemiddeld 880 per schooljaar) en in de laatste vier schooljaren ten minste 3760 uur (gemiddeld 940 uur per schooljaar);
- speciaal onderwijs: leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar moeten in acht schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, waarvan de eerste vier jaren ten minste 3520 uur (gemiddeld 880 per schooljaar) en in de laatste vier schooljaren ten minste 3760 uur (gemiddeld 940 uur per schooljaar); voor kinderen jonger dan vier jaar (scholen voor auditief gehandicapten) blijft de norm van minimaal 880 uur onderwijs per schooljaar gelden; voor het onderwijs aan 13-jarigen en ouder blijft de onderwijstijd gehandhaafd op minimaal 1000 uur per schooljaar.
Gewijzigd voorstel van wet, Kamerstukken I 2004/05, 29 733, nr. A
Voorstel van wet, Kamerstukken II 2003/04, 29 733, nr. 2
Memorie van toelichting, Kamerstukken II 2003/04, 29 733, nr. 3
Advies en nader rapport RvS, Kamerstukken II 2004/05, 29 733, nr. 4