De rechtbank Noord-Holland heeft beslist dat het ontslag van een universitair docent door het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in stand kan blijven. Verder heeft de UvA de docent in de aanloop naar het ontslag op non-actief mogen stellen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De docent was vanaf 2004 werkzaam bij de UvA aan de faculteit der Geestesweten¬schappen, afdeling Kunst en Cultuurwetenschappen. Naar aanleiding van een negatief rapport van de visitatiecommissie en een teruglopend aantal studenten, heeft de UvA een vernieuwing van het onderwijsprogramma doorgevoerd. Die had ook gevolgen voor de vakken waarin de docent lesgaf. De docent kon zich niet vinden in deze vernieuwing en weigerde daaraan mee te doen. Hij wilde zijn lessen blijven geven, zoals hij dat altijd deed. Gesprekken met de docent hebben niet tot een oplossing geleid. De docent bleef bij zijn weigeringen en beriep zich daarbij onder meer op zijn academische vrijheid. Verder stelde de docent dat hij werd ontslagen vanwege zijn deelname aan de bezetting van het Bungehuis en het Maagdenhuis in 2015.
Bezetting Bungehuis en Maagdenhuis geen reden voor ontslag
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de stelling dat het ontslag te maken heeft met de deelname aan de bezettingen van het Bungehuis en het Maagdenhuis. De aanleiding van het arbeidsconflict is gelegen in de wijzigingen in het onderwijsprogramma van de opleiding.
Academische vrijheid
Volgens de rechtbank is de docent niet beperkt geweest in zijn academische vrijheid. De UvA heeft een ruime vrijheid bij het bepalen van de inrichting van zijn organisatie. Die vrijheid geldt ook voor de inrichting en vaststelling van het onderwijsprogramma. Wel moet duidelijk zijn dat de gemaakte keuzes op zakelijke en objectieve gronden berusten. Dat is hier het geval. Verder gaat de academische vrijheid niet zo ver dat de docent zich niet hoefde te houden aan het in overleg en op zorgvuldige wijze vastgestelde onderwijs¬programma. Het stond de docent vrij om binnen het vastgestelde nieuwe onderwijs¬programma op eigen wijze en naar eigen inzicht invulling te geven aan de inhoud van zijn lessen.
Docent functioneerde onvoldoende
De ongeschiktheid van de docent voor zijn functie ziet niet op zijn kwaliteit als docent en zijn expertise, maar op andere aspecten van zijn functie, zoals de samenwerking met collega’s, het opvolgen van werkinstructies, het accepteren van gezagsverhoudingen en het zich houden aan gemaakte afspraken. Op deze aspecten functioneerde de docent onvoldoende. Zijn houding en gedrag bemoeilijkten de samenwerking met zijn leidinggevenden ernstig. Hij heeft geen verbetering laten zien. Ook niet nadat hij daarop meermalen was aangesproken. De docent heeft steeds vastgehouden aan zijn eigen gelijk. Hij heeft telkens uitdrukkelijk gesteld dat hij zich niet wil aanpassen en voegen naar de wijzigingen binnen de opleiding. Daarom bestond er ook geen vertrouwen meer in een goede afloop bij herplaatsing naar een andere functie.
Tegen de uitspraak van de rechtbank kunnen partijen hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.