De belastingkamer van de rechtbank oordeelt dat de vermogensrendementsheffing voor 2015 ‘op regelniveau’ in strijd is met het eigendomsrecht. In de concreet aan de rechtbank voorgelegde zaak is echter geen sprake van strijd met het eigendomsrecht. Er is namelijk geen individuele en buitensporige last voor de belastingplichtige.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Concrete zaak
Een belastingplichtige tekende bij de rechtbank beroep aan tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015. De belastingplichtige was namelijk van mening dat de belastingheffing in box 3 (de vermogensrendementsheffing) in strijd is met het eigendomsrecht.
Dubbele toets
Om de vermogensrendementsheffing in een concreet geval in strijd te verklaren met het eigendomsrecht, moet aan 2 cumulatieve voorwaarden worden voldaan. Allereerst moet het door de wetgever veronderstelde rendement (zoals rente en dividend) van 4% op risicovrije beleggingen (zoals spaargeld) niet meer haalbaar zijn. Daarnaast moet sprake zijn van een individuele en buitensporige last voor de belastingplichtige.
Verhouding verondersteld en werkelijk gerealiseerd rendement
De wetgever ging er bij de invoering van de vermogensrendementsheffing van uit dat een rendement van 4% op risicovrije beleggingen haalbaar zou zijn. Dit rendement op risicovrije beleggingen was al een aantal jaren voorafgaand aan 2015 niet meer haalbaar en is sinds 2015 niet meer gestegen. Daardoor kan men niet meer spreken van een redelijke en proportionele verhouding tussen het belang van de staat, bij het genereren van belastingopbrengst, en het belang van de individuele burger, om daaraan niet meer zijn of haar ‘fair share’ te moeten bijdragen. De rechtbank oordeelt dan ook dat de vermogensrendementsheffing ‘op regelniveau’ in strijd is met het eigendomsrecht.
Geen individuele en buitensporige last in concrete zaak
In de voorgelegde zaak was de belastingdruk voor de belastingplichtige op het werkelijk verkregen rendement 183%. Ondanks dat deze belastingdruk extreem hoog is, is toch geen sprake van een individuele en buitensporige last. Er moet namelijk ook gekeken worden naar de totale inkomens- en vermogenspositie van de belastingplichtige en die was in dit geval erg goed. De conclusie is dan ook dat in het geval van deze belastingplichtige de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met het eigendomsrecht.