Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt vandaag dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bevoegd is informatie te vorderen van in het buitenland (Marshalleilanden en Malta) gevestigde ondernemingen die in Nederland (flits)kredieten aanbieden. De AFM vorderde de informatie om te kunnen vaststellen of deze ondernemingen financiële diensten verleenden in Nederland zonder de vereiste vergunningen. De AFM legde de ondernemingen een last onder dwangsom op om de verstrekking van de informatie af te dwingen. Toen de ondernemingen geen gehoor gaven aan de vordering, ging de AFM over tot de invordering van de dwangsommen. Volgens het CBb is er géén sprake van het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden of de inzet van dwangmiddelen in het buitenland, omdat enkel sprake is van het toezenden van inlichtingenvorderingen, dwangsombesluiten en invorderingsbesluiten.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Wel had de AFM in de dwangsombesluiten een clausule moeten opnemen dat voor zover is gevraagd om de verstrekking van materiaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van de ondernemingen, dit materiaal uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening van het toezicht op de naleving van de wet en niet voor bestuurlijke beboeting of strafvervolging van de ondernemingen. Reden hiervoor is dat een (rechts)persoon niet aan zijn veroordeling hoeft mee te werken. Omdat zo’n clausule ontbreekt, is het hoger beroep van de ondernemingen gegrond. De AFM zal opnieuw moeten beslissen op de bezwaren van de ondernemingen tegen de dwangsombesluiten.