Tbs; wanneer vrijheidsrechten en veiligheid botsen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Dit rechtsfilosofische essay kijkt op meta-niveau naar systemen en theorieën, maar niet op detailniveau van wat misgegaan is in deze specifieke casus. Zodoende zijn de actualiteiten niet verwerkt in dit essay.
Inleiding
“Het hof heeft zich onvoldoende ingespannen om de maatschappij, mijn dochter, te beschermen.”[1] Dit zijn de woorden van Wim Faber, de vader van de vermoorde Anne Faber. Had de rechter de dood van Anne kunnen voorkomen? Zijn rechters huiverig om tbs op te leggen?[2] Vragen die een jaar na de moord op Anne Faber nog steeds spelen. Als Michael P., de veroordeelde van doodslag, eerder tbs had gekregen voor de door hem gepleegde zedendelicten in 2010, hadden zij hoogstwaarschijnlijk nooit op die fatale 29 september 2017 elkaars wegen gekruist en had Anne nu dus nog geleefd.
De reden dat er destijds geen tbs is opgelegd had te maken met de weigering van P. om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Er kon dus niet worden vastgesteld dat P. psychisch niet in orde was. Het OM heeft om deze reden louter gevangenisstraf geëist. De rechtbank is hierin meegegaan en heeft P. veroordeeld tot 16 jaar gevangenisstraf.
Na de moord op Anne Faber ontstond er een enorme volkswoede. Een online petitie die de dood van Anne verweet aan het rechtssysteem, haalde meer dan 270 duizend handtekeningen.
De woede, het onbegrip en het verdriet zijn begrijpelijk. Maar stond Michael P. niet in zijn volste recht om niet mee te werken aan dat onderzoek?[3]
De vraag die we ons zelf moeten stellen is: heeft het systeem gefaald, was er een andere uitkomst binnen het systeem mogelijk of is dit de keerzijde van een goed systeem?
Tbs
Tbs staat voor terbeschikkingstelling van de staat. In tegenstelling tot wat velen denken, is dit geen straf maar een maatregel die kan worden opgelegd voor onbepaalde duur. Er moet aan drie voorwaarden zijn voldaan om over te gaan tot tbs-oplegging. Ten eerste moet er sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten tweede moet het om een strafbaar feit gaat waar vier jaar of meer gevangenisstraf op staat en ten derde moet de veroordeelde een gevaar zijn voor anderen, dan wel voor de algemene veiligheid. [4]
Vooral het aantonen van de eerste voorwaarde, kan moeilijk zijn. De rechter dient zich te laten adviseren door rapporten van specialisten.[5]
Hier zit ook meteen de crux, want in lid 3 van artikel 37 Sr staat: ‘Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. […] De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport, dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een last […] kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de betrokkene (verdachte red.) wel bereid is om medewerking te verlenen, overleggen.’
Een onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van een verdachte kan dus alleen makkelijk worden meegewogen als hij hieraan meewerkt. Doet hij dit niet, dan moet de rechter, indien aanwezig, andere – vaak oudere – rapporten raadplegen of bewijs voor een stoornis op een andere manier vergaren. Hieruit volgt ook meteen het ‘probleem’, een verdachte hoeft er niet aan mee te werken. Toch?
Nemo-teneturbeginsel
Het antwoord op bovengenoemde vraag luidt inderdaad bevestigend. Michael P. stond in zijn volste recht om medewerking aan zo’n onderzoek te weigeren. In Nederland hoef je niet mee te werken aan je eigen veroordeling.
“Nemo tenetur prodere se ipsum.”Letterlijk vertaald: “Niemand kan gehouden worden zichzelf te belasten.” Het nemo teneturbeginsel is weliswaar niet in de wet opgenomen, maar uit jurisprudentie van onder andere het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt dat dit beginsel wel uitmaakt van het recht op een eerlijk proces dat tot uitdrukking komt in artikel 6 van het EVRM.[6]
Het beginsel dient ter waarborging van de onschuldpresumptie, dat behelst dat de bewijslast ligt bij de vervolgende instantie en dat niet willekeurig ongeoorloofde dwang wordt toegepast. Door te verbieden dat de vervolgende instantie een verdachte van een strafbaar feit kan worden gedwongen mee te werken aan diens eigen veroordeling wordt justitiële dwaling voorkomen. Het zwijgrecht, dat in artikel 29 Sv staat, is het meeste duidelijke voorbeeld van nemo-tenetur binnen het Nederlandse positieve recht.
Als we dit toepassen op de casus, zien we dat Michael P. gebruik heeft gemaakt van het nemo-teneturbeginsel door middel van zwijgen tijdens de onderzoeken. Hierdoor konden de forensisch specialisten geen goed beeld krijgen van zijn geestelijke gesteldheid. De rechter kon dus niet op basis van de adviezen van de specialisten tbs opleggen, omdat daaruit niet bleek dat Michael P. (gedeeltelijk) ontoerekeningsvatbaar was.
Maar wat als nou evident is dat er bij de verdachte een steekje loszit? Mag een rechter dan, met de veiligheid van de samenleving in het geding, niet gewoon tbs opleggen? Zou dit niet recht doen aan de situatie? Moet het uiteindelijke doel – de samenleving beschermen en behoeden voor nog meer leed – niet prevaleren boven het waarborgen van dit beginsel en individuele rechten? In hoeverre is dit rechtstatelijk te verantwoorden? Heeft de staat de macht om zulke maatregelen op een individu toe te passen? Op deze vragen zal ik nader ingaan door middel van het uitwerken en toepassen van verschillende rechtsfilosofische theorieën. Om te beginnen kijken we naar de verhouding van enerzijds de individuele rechten van burgers en anderzijds de macht van de overheid aan de hand van de verschillende theorieën van het sociaal contract. Daarna kijken we nog naar ethiek en de discretionaire ruimte van de rechter.
Sociaal contract
In deze casus is het belangrijk om te kijken naar rechtstatelijke aspecten. Dit zal gebeuren door de sociaalcontracttheorieën van Hobbes en Locke uiteen te zetten, te vergelijken en toe te passen op deze casus.
Natuurtoestand
Als er geen regels waren en mensen in onbeperkte vrijheid zouden leven, zou er sprake zijn van een natuurtoestand. Men zou het recht in eigen hand nemen. Deze natuurtoestand is volgens de contractdenkers het vertrekpunt van hun idee over hoe een samenleving hoort te zijn.
Hobbes
Hobbes (1588-1679) was de eerste die met een theorie kwam over hoe deze natuurtoestand heeft geleid tot een contract tussen burgers en de staat. Dit sociaal contract had als strekking dat burgers bepaalde vrijheden overdragen aan een gemeenschap of soeverein heerser.
Bij Hobbes ging het om die laatste variant, de soevereine heerser. Om orde en veiligheid te waarborgen en vrede te stichten en te bewaren moet de gemeenschap hun rechten afstaan aan een absoluut heerser. Om te waarborgen dat iedereen naar vrede zou streven, moest de superieure macht belast worden met het geweldsmonopolie om dit af te dwingen. Alleen dan is vrede en veiligheid gewaarborgd en kan er in harmonie met elkaar worden samengeleefd.[7] Het eventueel inperken van individuele vrijheden is volgens Hobbes dan ook geen probleem als hiermee de veiligheid wordt gewaarborgd. Dit zou in deze casus betekenen dat P. de tbs opgelegd had kunnen krijgen zonder dat hij daar zelf maar iets over te zeggen had gehad. Minder individuele rechten, zoals nemo tenetur, is voor Hobbes geen enkel probleem, zolang dit maar leidt tot veiligheid, orde en stabiliteit.
Locke
Locke (1632-1704) keek hier anders tegenaan. In plaats van een vorstelijk absolutisme was hij voorstander van een volksvertegenwoordiging. Het sociaal contract onder Locke is er een die tussen vrije en gelijke burgers en de overheid is gesloten met als toevoeging dat bij contractbreuk door de overheid de burgers het recht behouden om de heerser af te zetten. Hier is dus de heerser niet de soeverein, maar het volk.[8] De mens is vrij om te doen wat hij wil, totdat de vrijheid van anderen in het geding komt. Dit beginsel van Locke is later door Mill uitgewerkt tot het schadebeginsel. Burgers hebben dus veel vrijheid, maar deze is niet onbeperkt, want de vrijheid eindigt daar waar de vrijheid van een ander begint. Op deze wijze wordt ook de veiligheid geborgd. Er moet dus een balans zijn tussen vrijheid en veiligheid. In deze casus moet dus worden gekeken of er een juiste balans tussen vrijheid en veiligheid is als de rechter toch besluit om Michael P. tbs op te leggen zonder zijn medewerking. Locke is voorstander van individuele rechten, waaronder ook nemo tenetur, want dit beschermt je tegen de staat. Maar deze rechten eindigen wanneer het leidt tot schade bij een ander. Het dilemma vanuit deze positie is dat er enerzijds al sprake is van schade, anderzijds was Michael P. in de eerste zaak nog niet veroordeeld.
Hobbes vs. Locke
Resumerend kan worden gesteld dat op basis van Hobbes’ theorie Michael P. aan het kortste eind zou trekken als de absoluut heerser van mening was dat tbs het doel – vrede, veiligheid en stabiliteit – zou realiseren. De individuele vrijheid is ondergeschikt aan een absolute overheid die orde en veiligheid moet garanderen. Hobbes stelt dat de kwade gevolgen van onbeperkte macht minder verstrekkende consequenties hebben dan bij het ontbreken van deze onbeperkte macht. Namelijk een situatie van onafgebroken oorlog van allen tegen allen. Locke verdedigt daarentegen een rechtstaat waarin de overheid juist individuele vrijheden moet waarborgen. Deze vrijheden zijn in de huidige samenleving ook terug te zien. Door het individuele recht om niet aan je eigen veroordeling mee te werken te waarborgen, konden er geen rapporten van specialisten worden gebruikt om als bewijs te dienen en zodoende werd het opleggen van tbs veel moeilijker gemaakt. Wel benadrukt Locke dat vrijheden kunnen worden ontnomen wanneer je de vrijheden van anderen schade toebrengt. Op deze wijze zouden vrijheid en orde verenigbaar moeten zijn.
Ethiek
Over hoe een samenleving of mens dient te handelen bestaan verschillende ethische theorieën. Moet je in het leven geluk nastreven en je dus richten op hoe jij als mens zou moeten zijn? Of moet dit geluk juist voor zoveel mogelijk mensen gelden en hoe bereik je dat? Of moet je handelen op basis van de algemeen geldende normen en plichten?
De zaak Michael P. zal ik beschouwen vanuit het utilitarisme (gevolgenethiek) en de deontologie (plichtsethiek).
Utilitarisme
Een van de grondleggers van het utilitarisme is Bentham (1748-1832). Het utilitarisme gaat uit van maximaliseren van nut; het grootste geluk voor zoveel mogelijk mensen. Bij deze theorie wordt er gekeken naar de gevolgen van de daden en hoe deze het meeste nut of geluk opleveren.
Maar hoe vul je dit geluk in? Bentham gebruikte hiervoor kwantitatieve termen als intensiteit, duur en hoeveel aan personen.[9] In het onderwerp van dit essay zou de vraag kunnen zijn of de bevolking meer genot ervaart als Michael P. tbs zou krijgen en lang uit de maatschappij verdwijnt. Een eenvoudige rekensom biedt hier dan uitkomst. In deze situatie zou Michael P. het hoogstwaarschijnlijk verliezen, omdat zijn belang niet leidt tot een optimalisatie van nut, het meeste nut zal worden ervaren wanneer de grootste groep mensen het grootste geluk ervaart. “The greatest measure of happiness of the greatest number[10]” De overgrote meerderheid van het volk, zal het gevaar voor de samenleving, in casu Michael P. voor een lange tijd buiten de maatschappij willen plaatsen.
Dictatuur van de meerderheid
Hier ligt ook meteen een groot punt van kritiek, want het geluk van, in dit geval P., wordt weggestreept tegenover het geluk van de maatschappij. Ervan uitgaande dat het geluk van de maatschappij veelal door de meerderheid van de bevolking wordt bepaald, ontstaat er zo een dictatuur van de meerderheid. Individuele rechten doen er niet meer toe als de meerderheid er anders over denkt. Het geluk en genot van de meerderheid prevaleert boven het geluk en de rechten van het individu.
Volgens het utilitarisme zou het dus geoorloofd zijn om Michael P. tbs op te leggen zonder dat hier een wettelijke grondslag voor is, omdat dit de bevolking meer genot zou opleveren. Dit gegeven blijkt onder andere uit de petitie die in de inleiding staat beschreven.
Deontologie
De deontologie is een plichtenleer die door de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804) veel is beschreven. De deontologie gaat uit van absolute gedragsregels als normen. De norm en de plicht zijn het belangrijkst volgens Kant.
Kant beredeneerde dat de mens vrij is omdat hij kan denken. De mens is dus ook vrij om zijn eigen wetten te maken. Dit geeft de mens waardigheid – de praktische rede – en vermogen te denken. Die praktische rede moet altijd worden gerespecteerd. Kant noemde dit de categorisch imperatief, de hoogte regel.
Wanneer de mens deze hoogste regel schond, had hij toegegeven aan de natuur en niet op basis van zijn wil en het vermogen tot keuzeafweging een beslissing gemaakt.
Een schending van de plicht moest in de ogen van Kant dan ook worden bestraft. De mens heeft volgens Kant een vrije wil en door die vrije wil kan iemand verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daden. Door bestraffing erken je de menselijke waardigheid van de dader en zijn morele besef, want je geeft hem het recht om verantwoordelijk gesteld te worden voor zijn gedrag.[11]
Door Michael P. te straffen voor zijn misdrijven erkennen wij eigenlijk zijn menselijke waardigheid en zijn morele besef. Hoe tegenstrijdig dit misschien klinkt jegens zijn slachtoffers, zorgt het er wel voor dat hij niet zonder proces voor gek wordt verklaard en in een gesticht wordt geplaatst. Als dit laatste het uitgangspunt zou zijn, zou het recht op terechtstelling en daarmee de erkenning van een vrije wil, wat Kant bepleit, vervallen.
Deontologie vs. het recht
Kant voert zijn theorie dan ook door in het recht. Kant geeft aan dat het recht bestaat uit normen, regels en wetten. Deze rechtsregels moeten altijd worden gehoorzaamd, ook als er sprake is van ‘onrechtvaardig’ recht. Had Michael P. zijn recht om niet mee te werken aan een onderzoek na het plegen van meerdere ernstige feiten niet verspeeld? Als je deze vraag aan de bevolking zou stellen, zal waarschijnlijk een groot deel dit bevestigend beantwoorden. Kant is het hier niet mee eens want je moet niet naar de gevolgen kijken, maar de norm – in casu nemo tenetur – handhaven. Je mag de mens dus niet als middel inzetten voor ultiem geluk of genot. Daarnaast zou het recht zijn geordende functie verliezen als iedereen de wet naar zijn hand mocht zetten en voor eigen rechter mag spelen.
Deontologie vs. Utilitarisme
Als we met een deontologische en utilitaristische bril naar de casus van Michael P. kijken en beide theorieën tegenover elkaar zetten zien we, deontologisch gezien, dat niet op basis van het geluk van de meerderheid, maar op basis van rechtsregels besloten moet worden of Michael P. tbs mag worden opgelegd. Michael P. heeft het recht om niet aan zo’n onderzoek mee te werken. Hoewel dit utilitaristisch gezien in de ogen van de meerderheid als onrechtvaardig wordt beschouwd, want zij streven zoveel mogelijk geluk na. Volgens Kant mag de mens niet als middel worden ingezet, ongeacht de eventuele gevolgen. De norm is waar je naar kijkt. Hier botsen de plichtsethiek en de gevolgenethiek met elkaar. In andere woorden botst het handhaven van de norm, het nemo-teneturbeginsel, met het bereiken van ‘het grootste’ geluk.
Om mede te bepalen waaraan de voorkeur wordt gegeven zal ik hieronder deze casus vanuit een laatste invalshoek benaderen.
Rechtsvinding: discretionaire ruimte
Om enige duidelijkheid binnen de wirwar van regels en wetten te krijgen moet er tot slot naar de rol van de rechter gekeken worden, want in hoeverre heeft de rechter ruimte tot toepassing en eventuele interpretatie van de wet? Hoever reikt de discretionaire bevoegdheid – als die er al is – van de rechter als het gaat om tbs-oplegging zonder dat er een recent rapport van medisch specialisten in het strafdossier te vinden is?
Om deels tot antwoord hierop te komen, moet er eerst worden gekeken naar theorieën rondom rechtsvinding. En in bijzonder de theorieën van de rechtsfilosofen Hart en Dworkin.
Hart
Volgens Hart (1907-1992) moet een rechter bij moeilijke gevallen speelruimte hebben bij de interpretatie van het recht (want in makkelijke gevallen, moet de letter van de wet worden gevolgd in het belang van de rechtszekerheid). Hij noemt dit discretie. Omdat de rechter het laatste woord heeft over de zaak, is zijn discretie vrij groot. Maar dit wil niet zeggen dat de rechter volledige keuzevrijheid heeft.Volgens Hart is de rechter tot zekere hoogte aan rechtsregels gebonden maar in deze moeilijke gevallen, waar het positieve recht geen duidelijkheid geeft, heeft de rechter discretie om nieuw recht te scheppen binnen de kaders die hem geboden worden.[12]
Dworkin
In tegenstelling tot Hart vindt Dworkin (1931-2013) dat de rechter bij de afwezigheid van duidelijk positief recht niet recht moet scheppen, maar op rechtsbeginselen moet terugvallen. De afweging tussen de beginselen zijn volgens Dworkin slechts voor één interpretatie vatbaar en daarom is er dan ook geen sprake van discretionaire ruimte. De beginselen wijzen in een bepaalde richting waarin het recht moet worden gevonden.[13]
Discretionaire ruimte anno 2018
Uit jurisprudentie blijkt dat de rechter zich best wat vrijheid kan permitteren. Een psychische stoornis hoeft bijvoorbeeld niet geclassificeerd te zijn in een medisch handboek en beslist de rechter uiteindelijk en niet de medisch specialist of de verdachte een stoornis heeft. Daarnaast hoeft de stoornis niet aantoonbaar te hebben geleid tot het delict. Dit wordt in vakjargon het ‘gelijktijdigheidsverband’ genoemd. Hier geldt dat er dus geen zekerheid hoeft te zijn van een stoornis ten tijde van het delict, maar een waarschijnlijkheid is genoeg.[14]
Hoogerheide-zaak
Een maand voor de uitspraak in de zaak van Michael P. is er door het Hof in Arnhem een arrest gewezen waarin de beslissingsruimte van de rechter om tbs op te leggen aanzienlijk is vergroot. Het ging hier om de vervolging van een 22-jarige man die een 8-jarige jongen om het leven had gebracht. De medisch specialisten vonden veel aanwijzingen voor een stoornis maar konden die niet bevestigen, omdat ook in deze casus medewerking door de verdachte werd geweigerd. Uiteindelijk heeft het Hof toch besloten om tbs op te leggen. Dit is gedaan op basis van aanwijzingen uit een ouder psychiatrisch rapport, de aard van het misdrijf en het gegeven dat de verdachte een eerdere behandeling niet had afgemaakt. Tot slot werden belastende verklaringen van directbetrokkenen van de verdachte meegewogen.[15] Dit was de eerste keer dat de rechter naast rapportages van specialisten ook gebruik maakte van andere bronnen om een stoornis vast te stellen.
Naar aanleiding van dit arrest zegt een betrokken rechter het volgende: „We bleken meer ruimte te hebben dan gedacht”, Maar ook met het Hoogerheide-arrest in de hand kan een rechter niet zelfstandig beslissen dat iemand een stoornis heeft, zegt hij. „Er zal áltijd een medische diagnose moeten zijn. Wij rechters zijn nu eenmaal niet van de witte jas. Wij kunnen alleen de rechtsontwikkelingen volgen. Die laten niet toe dat je iemand zonder deskundigenoordeel tbs oplegt.”[16]
Conclusie
Had de rechter in 2011 voldoende aanknopingspunten om een stoornis bij Michael P. vast te stellen met mogelijke tbs-oplegging als gevolg? Het antwoord op deze vraag zal ons schuldig blijven.
Lang bestond er binnen de rechtspraak het misverstand dat tbs sowieso niet mogelijk was als medewerking aan een onderzoek door de verdachte werd geweigerd. Dit was ook de mening van de officier van justitie bij de behandeling in eerste aanleg van de zaak van Michael P. in 2010. Na het Hoogerheide-arrest is het aantal tbs-opleggingen aan weigerachtige verdachten dan ook gestegen. Maar de rechter blijft voorzichtig en onderbouwt zijn beslissing in veel gevallen met meerdere oudere rapportages, blijkt uit onderzoek, en anders met het rapport van specialisten die in staat bleken een stoornis vast te stellen.
Concluderend kan er dus worden gezegd dat de rechter tot een ander oordeel had kunnen komen op basis van de oudere rapporten en de jurisprudentie die daarover bestaat. Maar de rechter koos ervoor om geen tbs op te leggen omdat er op dat moment geen stoornis kon worden vastgesteld. Op deze manier worden de rechten van de verdachte om niet mee te werken aan zijn veroordeling, zoals eerder uitgebreid beschreven, gerespecteerd. Het mag duidelijk zijn dat de theorie van Locke en de deontologie van Kant de voorkeur genieten boven de theorie van Hobbes en het utilitarisme van Bentham.
Toont dit aan dat het systeem fout is? Ik denk het niet. Een goed systeem betekent niet dat het onfeilbaar is. Binnen een goed werkend systeem kunnen incidenten ontstaan waarvan later kan worden betoogd dat er ook een andere meer wenselijke uitkomst mogelijk was geweest. De rechter heeft ruimte om tbs op te leggen, maar ook de ruimte om dat niet te doen. Het feit dat de rechter niet lichtzinnig met tbs omgaat, laat zien dat de individuele rechten van een verdachte een groot goed zijn in Nederland. Het klakkeloos opleggen van zo’n maatregel met of zonder medewerking zou de rechten van de verdachte tenietdoen. Er vervalt daarmee een grote mate van rechtszekerheid weg, zoals Kant eerder al beweerde. Hoewel in sommige gevallen de gevolgen – al dan niet te overzien – niet in verhouding zouden staan tot hetgeen besloten wordt, moeten de rechten van het individu hier prevaleren. Als tegenhanger hierop kan de rechter binnen de kaders en bevoegdheden van de wet zulke rechten inperken. Het recht is geen exacte wetenschap: de uitkomst staat niet vast. Er kan daarom ook niet zwart-wit worden gesteld dat het systeem heeft gefaald. Als Michael P. toch tbs had gekregen, had dit ook al beëindigd kunnen zijn of hij had op proefverlof kunnen zijn. Om al dit soort scenario’s uit te sluiten zouden we iedereen preventief buiten de samenleving moeten plaatsen, maar juist onze individuele vrijheidsrechten voorkomen zo’n scenario. Hierin volgen wij terecht de opvattingen van Locke en Kant over vrijheidsrechten.
Desalniettemin blijft de zaak van Anne Faber buitengewoon treurig,
welk standpunt dan ook wordt ingenomen. Had Anne bij een ander oordeel nog
geleefd? Niemand zal het weten, want als hadden komt is hebben te laat.
[1] Wim Faber in zijn open brief in de Volkskrant: ‘De moord op onze Anne had voorkomen moeten worden’, 26 mei 2018.
[2] F. Schravesande, ‘Rechters zijn huiverig om tbs op te leggen’, NRC 8 juni 2018
[3] P. Hotse Smit & M. Misérus, ‘is de dood van Anne Faber de schuld van het systeem?’, De Volkskrant 15 oktober 2018
[4] Art. 37a Sr.
[5] Art. 37 lid 2 en lid 3 Sr.
[6] EHRM 25 februari 1993, NJ 1993/485 (Funke).
[7] T. Hobbes, Leviathan, (vertaald door W.E. Krul), Amsterdam: Boom 1997, p. 174
[8] J. Locke, Over het staatsbestuur, (vertaalt door F. Zetten), Amsterdam: Boom 1998, hst. 19.
[9] C.W. Maris & F.C.L.M. Jacobs, Recht, orde en vrijheid, Groningen: Wolters Noordhoff 1997, p. 257.
[10] J. Bentham, An Introduction to the Principles of Morals and Legislation, 1789
[11] E.H. Schotman, Ethiek en recht in kort bestek, Den Haag: Boom 2011, p. 77-78.
[12] C.W. Maris & F.C.L.M. Jacobs, Rechtsvinding en de Grondslagen van het recht, Assen: Van Gorcum 2011, p. 151-152.
[13] P. Westerman, Inleiding, Heerlen: Open Universiteit/Van Gorcum 1998, p.133-138.
[14] ECLI:NL:HR:1943:154
[15] ECLI:NL:RBBRE:2007:BB3032, ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4981
[16] F. Schravesande, ‘Rechters zijn huiverig om tbs op te leggen’, NRC 8 juni 2018