De politie is volop aan de slag met de verbeterpunten uit het Periodiek Beeld Opsporing van de Inspectie Justitie en Veiligheid. Dat zegt plaatsvervangend korpschef Henk van Essen in reactie op het vandaag gepubliceerde rapport.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Inspectie houdt toezicht op de kwaliteit en taakuitvoering door de politie, zoals de opsporing, handhaving en de noodhulp. Bij het opstellen van het Periodiek Beeld Opsporing baseert de Inspectie zich op de resultaten van vier onderzoeken uit 2018. Deze onderzoeken hadden betrekking op de selectie en toewijzing van onderzoeken, de intelligence, het politieonderwijs en de besturing van de opsporing.
Druk
De onderzoekers concluderen onder meer dat de incidentgerichte werkwijze van de opsporing veel capaciteit kost. Dat heeft nadelige consequenties voor bijvoorbeeld de aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit. ‘We herkennen het spanningsveld dat de Inspectie schetst’, reageert Henk van Essen, die binnen de korpsleiding verantwoordelijk is voor opsporing. ‘Maar het is lastig de balans tussen incidentgerichte en projectmatige opsporing te veranderen. Ernstige incidenten zoals levensdelicten – of pogingen daartoe – en overvallen móeten we oppakken. De combinatie van een niet aflatende stroom incidenten en de toenemende complexiteit van het werk maakt dat de druk op de recherche toeneemt.’
Eén geheel
Volgens de Inspectie is het noodzakelijk dat de politie en Openbaar Ministerie de opsporing de komende jaren verder ontwikkelen. Bijvoorbeeld door extra te investeren in het vakonderwijs en de samenwerking tussen de recherche en intelligence te versterken. Uiteindelijk zouden alle onderdelen binnen de opsporing meer als één geheel moeten functioneren.
Van Essen: ‘De Inspectie stelt – net als wij – fundamentele vragen. Hoe zorgen we voor een toekomstbestendige opsporing en dito opsporingsmethoden, welke vaardigheden hebben medewerkers nodig? En hoe vergroten we het effect van de opsporing? We kijken nadrukkelijk naar de inrichting: het toenemende belang van forensische, digitale en financiële sporen én big data roept de vraag op of de formatieve verhoudingen binnen de opsporingsdriehoek intell-specialistisch-generiek nog optimaal zijn. Over die vraag buigen politiemensen op alle niveaus binnen de opsporing nu het hoofd.’
Specialisten
De omslag van denken binnen de recherche heeft haar vruchten al afgeworpen. ’Door daar te zijn waar de criminelen zijn, boeken we successen op het darkweb’, illustreert Van Essen. ‘We hebben bijvoorbeeld kinderporno en wapen- en vuurwerkhandel weten te dwarsbomen door te infiltreren in chatgroepen. In Amsterdam is een team bestaande uit rechercheurs met verschillende bloedgroepen opgericht dat innovatieve interventies heeft ontwikkeld. Dat leidde tot een actie waarbij ze bijna dertien miljoen euro aan crimineel vermogen in beslag namen’.
Ook experimenteren meerdere eenheden met nieuwe en nauwe samenwerkingsvormen tussen specialisten op het gebied van intelligence en tactiek, maar ook op alternatieve manieren van sturen en door nog nauwer samen te werken met ketenpartners. Bijvoorbeeld de Serious Crime Taskforce bij de Landelijke Eenheid. Dat is een samenwerking tussen politie, OM, FIOD en banken en richt zich op witwassen.’
Zij-instromers
Het tempo waarmee zij-instromers op deze specialismen worden geworven gaat omhoog. Van Essen: ‘Zij kunnen sinds kort een versnelde politieopleiding volgen, die speciaal is toegesneden op hun functie. Deze nieuwe medewerkers vullen deels de gaten op die ontstaan door de grote uitstroom van opsporingsmedewerkers die de komende jaren met pensioen gaan. Door dit soort maatregelen proberen we de samenhang tussen de informatieorganisatie, het onderwijs en de opsporing te versterken, zoals de Inspectie ook aanbeveelt.’