Volgens de consumenten is er mondeling een afspraak tot no cure no pay dienstverlening gemaakt met de adviseur Financieel Fit Servicecenter B.V.. De commissie oordeelt echter dat dit niet is komen vast te staan. Wel overweegt de commissie dat het adviestraject niet helemaal soepel is verlopen. De commissie acht het redelijk de vergoeding te matigen naar een bedrag van € 2.000,-.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De consumenten hebben in 2001 een hypothecaire geldlening afgesloten bij ABN AMRO voor hun woning in Echt. In 2008 is de huidige woning van de consumenten gebouwd en is een financiering bij ING verzocht, waarin, voor zover hier relevant, een overbruggingshypotheek van € 223.000,- op de woning in Echt is verstrekt.
In 2018 is de woning te Echt verkocht en is de financiering bij ABN AMRO afgelost. De overbrugging bij ING kon niet volledig worden afgelost uit de verkoop, waardoor een bedrag van € 126.037,64 aan restschuld bij ING is ontstaan.
Van ING hebben de consumenten op 18 november 2019 een persoonlijk hypotheekadvies gekregen. Daarin staat opgenomen hoe de restschuld kan worden gefinancierd in de bestaande hypotheek.
Parallel aan het traject bij ING, hebben de consumenten contact opgenomen met de adviseur. Op 20 december 2019 heeft de adviseur een voorstel van Argenta voor de herfinanciering van de volledige hypothecaire geldlening naar de consumenten gestuurd. Op 30 december 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden bij de consumenten thuis, waarbij het voorstel van Argenta en het opgemaakte adviesrapport zijn besproken. Daarna is de opdracht tot dienstverlening getekend. In de opdracht staat een totaalbedrag voor advies en bemiddeling van € 4.000,-.
De consumenten hebben gesteld dat er mondeling een afspraak tot no cure no pay dienstverlening is gemaakt met de adviseur. Dat betekent dat er geen kosten in rekening mogen worden gebracht wanneer de diensten niet verleend zijn. De adviseur heeft tijdens het gesprek op 30 december 2019 in haast afscheid genomen en daarbij snel verzocht aan de consumenten om de opdracht tot dienstverlening te tekenen. De consumenten hebben die opdracht getekend, maar daarbij opgemerkt dat sprake was van no cure, no pay. De adviseur
heeft op die opmerking niet gereageerd, zodat een overeenkomst op basis van no cure, no pay tot stand is gekomen en de consumenten geen kosten voor die dienstverlening in rekening mag worden gebracht.
De consumenten hebben verder gesteld dat het onredelijk is dat zij vanwege een kort bezoek van de adviseur een bedrag van € 3.000,- dienen te betalen. De adviseur heeft daarop geen recht omdat het voorstel van de adviseur, waarbij als geldverstrekker voor Argenta werd gekozen, ruim € 15.000,- duurder was dan het aanbod dat ING deed. Dit een en ander nog los van de kosten voor hypotheekadvies, die initieel werden begroot op
€ 4.000,-.
De commissie merkt op dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht tot hypotheekadvies, die voortijdig door de consumenten is opgezegd. De vraag is of en welke kosten de adviseur daarvoor aan de consumenten in rekening mag brengen.
No cure, no pay?
3.2 De consumenten hebben gesteld dat die kosten op nihil uitkomen. Er zou sprake zijn van een no cure, no pay afspraak. De adviseur zou geen recht hebben op vergoeding als de hypotheek niet door hem geregeld zou worden. In juridisch jargon heet dat een resultaatverbintenis. Dat sprake is van een dergelijke verbintenis wordt door de consumenten gesteld, maar door de adviseur weersproken.
3.3 De consumenten hebben gesteld dat zij dit mondeling met de adviseur zijn overeengekomen toen zij de overeenkomst tekenden, omdat de adviseur niet reageerde op hun aankondiging dat sprake zou zijn van een resultaatverbintenis. Naar het oordeel van de commissie is de stelling van de consumenten vanwege de betwisting van de adviseur niet komen vast staan.
Daarbij merkt de commissie op dat een resultaatverplichting bij hypotheekadvies de uitzondering is en doorgaans ook uit de overeenkomst blijkt.
Redelijke kosten?
3.4 Ten aanzien van de vraag welke kosten de adviseur voor zijn dienstverlening aan de consumenten in rekening mocht brengen, is artikel 7:411 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van belang. Daarin is bepaald dat de opdrachtnemer (de adviseur) recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van de vergoeding bij beëindiging door de opdrachtgever (de consumenten).
3.5 Verder is van belang dat de adviseur ten opzichte van de consumenten de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht. Zie onder andere Hoge Raad 10 januari 2003, NJ 2003, 375, overweging 3.4.1.
Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar beste weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering van zijn cliënten. De adviseur is daarbij gehouden informatie in te winnen bij de cliënt omtrent diens kennis en ervaring, wensen, doelen, risicobereidheid en mogelijkheden teneinde zich ervan te verzekeren dat de door hem te verstrekken adviezen passend zijn gelet op de wensen en mogelijkheden van de cliënt.
Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag voorts worden verwacht dat hij zijn cliënten zodanig informeert over de aard van het product en de risico’s van hun keuzes, dat de cliënten vóór het sluiten van een hypothecaire geldlening een weloverwogen beslissing kunnen nemen (zie Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2012-343 en nr. 2014-411). Uiteindelijk dient een hypotheekadvies, met het oog op alle omstandigheden van het geval, passend te zijn.
3.6 De consumenten hebben gesteld dat zij veel beter uit zijn bij ING en dat het advies van de adviseur gebaseerd was op verkeerde uitgangspunten. De adviseur heeft betwist dat zijn advies om over te sluiten naar Argenta geen goede keuze zou zijn. De adviseur heeft met berekeningen onderbouwd dat een hypothecaire geldlening bij Argenta over de duur van de voorgestelde rentevastperiode goedkoper voor de consumenten zou zijn dan het intern oversluiten bij ING. Verder zouden de consumenten aan de adviseur (mondeling) hebben
aangegeven dat zij met ING geen zaken meer wilden doen. Op de hoorzitting hebben de consumenten echter aangegeven dat zij enkel een oplossing wensten voor de restschuld bij ING (en dus niet noodzakelijkerwijs een herfinanciering van de volledige hypothecaire geldlening). Bovendien wilden zij – gelet op hun leeftijd – geen financiering met een looptijd van 30 jaar.
3.7 De commissie merkt op dat de communicatie tussen partijen kennelijk niet helemaal goed is verlopen. Allereerst was er dus enige onduidelijkheid over de (verschuldigdheid van de) advieskosten. Verder doemt de vraag op in hoeverre de wensen van de consumenten goed in kaart zijn gebracht door de adviseur. In die zin is het adviestraject niet geheel soepel verlopen. Anderzijds moet worden opgemerkt dat de adviseur een groot aantal werkzaamheden heeft verricht en dat hij dus wel recht heeft op een redelijk deel van de vergoeding. Gelet op al deze omstandigheden acht de commissie het redelijk de vergoeding te matigen naar een bedrag van € 2.000,-.
De commissie beslist dat de adviseur binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, zijn factuur verlaagt naar € 2.000,-.
Uitspraak Kifid 2021-0121