De consument heeft in 2004 een beleggingshypotheek afgesloten en klacht hierover bij Kifid, het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Destijds is een offensief risicoprofiel opgemaakt, maar is de aanvangsstorting belegd in een zeer defensief fonds. De consument stelt dat ING Bank zijn beleggingen slecht beheerd heeft en vordert € 30.000,- aan gemiste rendementen. De commissie wijst deze vordering af. De consument heeft zelf gekozen voor een zeer defensief fonds en dat een minimumrendement door ING Bank is gegarandeerd, is niet komen vast te staan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De consument heeft gesteld dat hij met ING Bank een overeenkomst is aangegaan waarin een beleggingsfonds voor hem beheerd werd. In het begin van dat beheer ging dat ook goed.
Gaandeweg de looptijd van de beleggingshypotheek heeft ING Bank dat beheer echter afgebroken en heeft de bank hem laten zitten met een beleggingshypotheek die niet rendeert. Toen hij contact opnam met ING Bank bleek dat er helemaal geen sprake is van beheerd beleggen, maar dat de consument zelf moet speculeren op de beurs. Vanuit die achtergrond heeft hij geklaagd, hij wil eindelijk duidelijkheid over het product en de
toekomst ervan. De consument heeft aangegeven € 30.000,- aan schade van ING Bank te vorderen, zijnde het minimumrendement dat hij mocht verwachten.
De commissie constateert dat de door de consument gekozen belegging sinds de storting nauwelijks rendement heeft opgebracht. Dat valt voor de consument te betreuren. De vraag die de commissie te beantwoorden heeft, is echter of ING Bank daarin wat te verwijten valt.
De commissie is van oordeel dat daarvan geen sprake is en licht dat oordeel toe.
Partijen twisten over de wijze waarop er belegd wordt in de beleggingshypotheek. Volgens ING Bank is daarbij sprake van execution-only dienstverlening. De consument spreekt over beheer van de beleggingen door ING Bank. Dat er sprake zou zijn van beleggingsadvies of vermogensbeheer is echter door de consument niet aannemelijk gemaakt. Dat door de consument zelf gekozen is voor een zeer defensieve fondsbelegging, terwijl het opgemaakte risicoprofiel juist (veel) offensievere beleggingen toeliet, maakt dat de consument zelf voor
zijn beleggingen verantwoordelijk gehouden kan worden.
Voorts geldt, zoals ING Bank heeft opgemerkt, dat de consument periodiek wordt geïnformeerd over de waarde van zijn beleggingen.
Het gebrek aan rendement had tot vragen aan de zijde van de consument moeten leiden, zeker als hij ervan uitging dat een minimumrendement zou worden behaald. Hij had in dat verband ook tussentijds voor meer offensieve beleggingen kunnen opteren. Dat de consument een minimumrendement had mogen verwachten, is overigens niet onderbouwd en ook niet uit het dossier gebleken.
De commissie concludeert dat de vordering van de consument dient te worden afgewezen.