Strafontslag van een belastingambtenaar, omdat bij zich niet heeft gehouden aan de regels met betrekking tot het verrichten van nevenwerkzaamheden. De betrokkene heeft aangiftebiljetten voor de inkomstenbelasting voor derden ingevuld. Hiermee is vast komen staan dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het in artikel 61, derde lid, van het ARAR neergelegde verbod, zoals nader uitgewerkt in het Reglement Personeelsvoorschriften Belastingdienst (RPVB).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In hoger beroep wordt door betrokkene aangevoerd dat hij zijn nevenwerkzaamheden heeft verricht ten behoeve van kennissen en vrienden die zelf niet in staat waren hun aangifte te doen. Hiermee doet betrokkene een beroep op een uitzondering op het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden. Een ruime uitleg van het begrip “niet in staat zijn” ligt, anders dan door betrokkene betoogd, niet in de rede aangezien het nu juist een uitzondering op een verbond betreft. Omdat betrokkene zijn stelling echter eerst in een zeer laat stadium van de procedure naar voren heeft gebracht, terwijl hij dit veel eerder had kunnen doen, laat de Centrale Raad van Beroep deze stelling verder voor wat zij is.
Centrale Raad van Beroep 19 januari 2006, LJN AV0492, Zaaknr: 04/6821 AW + 04/6825 AW