Als werknemers zich schuldig maken aan wangedrag, willen werkgevers dit gedrag meestal opsporen om het een halt toe te kunnen roepen en de werknemer te straffen. Hoe ver werkgevers daarbij mogen gaan, is niet altijd duidelijk. Dit blijkt uit het proefschrift van mr. M.M. Koevoets: Wangedrag van werknemers. De bevoegdheid van werkgevers tot opsporing en sanctionering, dat zij op 31 augustus 2006 verdedigt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Mag een werkgever zijn werknemer op staande voet ontslaan als hij ontdekt dat deze een pornosite bezoekt? En wat mag de werkgever eigenlijk doen om er achter te komen dat zijn werknemer zich misdraagt? Mag hij videocamera’s ophangen? In haar onderzoek vraagt Koevoets zich af of in Nederland regelgeving bestaat die de bevoegdheid van werkgevers tot opsporing en sanctionering van wangedrag van werknemers legitimeert.
Hierbij vergelijkt zij de opsporing en sanctionering door de werkgever met opsporingsmethoden en sancties in het strafrecht. Dit leidt onder meer tot de vraag of bepaalde strafrechtelijke beginselen, zoals het ‘ne bis in idem‘ (niemand mag tweemaal voor hetzelfde feit worden vervolgd en gestraft) en ‘geen straf zonder schuld‘ ook in het arbeidsrecht moeten worden toegepast. Ter inspiratie maakt zij een rechtsvergelijking met de normering van opsporing en sanctionering door werkgevers in het Duitse arbeidsrecht.
Koevoets komt tot de conclusie dat voor opsporing in beginsel voldoende regelgeving bestaat, maar dat het wel nodig is een wettelijke bepaling in te voeren, waarin het grondrecht op privacy in de arbeidsverhoudingen expliciet erkend wordt. Ook oordelen rechters te verschillend over bewijsmateriaal dat door de werkgevers onrechtmatig is verkregen. Rechters zouden strenger moeten toezien op het naleven van de regels bij opsporing.
Promotor: prof.mr. C.J. Loonstra
Promotie: 31 augustus 2006, 11.00 uur precies
Plaats: Erasmus Universiteit Rotterdam, locatie Woudestein, Senaatszaal