Het College heeft het besluit van 18 februari 2005 gezonden aan het adres van V. in ’s-Hertogenbosch, waar betrokkene en V. naar de mening van het College een gezamenlijke huishouding voerden. Betrokkene heeft van meet af aan bestreden dat hij ten tijde in geding met V. een gezamenlijke huishouding voerde en dat hij op haar adres zijn hoofdverblijf had, hetgeen onderwerp is van het onderhavige geding en van het hoger beroep van V.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Voorts blijkt dat betrokkene ten tijde hier van belang in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) nog stond ingeschreven op het adres van zijn echtgenote. Betrokkene heeft zelf aangevoerd dat hij al vanaf de zomer 2002 niet meer op dat adres woont, en sindsdien geen vast woon- of verblijfadres meer heeft.
De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat het College het besluit van 18 februari 2005 niet op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Onder de gegeven omstandigheden had het College het besluit met toepassing van artikel 3:41, tweede lid, van de Awb naar het laatst bekende adres dienen te zenden, te weten het adres van zijn echtgenote waar hij volgens het GBA stond ingeschreven.