Een gemeente heeft binnen de grenzen van de wet de vrijheid om bepaalde gemeentelijke belastingen te heffen en de daarmee gemoeide tarieven vast te stellen. Deze (ruime) vrijheid is echter geen vrijbrief tot exorbitante tariefsstijgingen. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Almelo over een aanslag forensenbelasting 2005 van een eigenaar van een vakantiehuisje in de gemeente Losser. In 2004 betaalde de eigenaar € 232,80 aan forensenbelasting. In 2005 bedroeg de forensenbelasting maar liefst € 3000. Aan overige gemeentelijke belastingen (ozb, afvalstoffenheffing en rioolrecht) betaalde de eigenaar in 2005 € 383,41. De gemeente gaf aan dat ze vanwege een begrotingstekort zich genoodzaakt zag tot de tariefsverhoging en dat ook de tarieven van andere belastingen waren verhoogd. De rechtbank gaf aan dat niet viel in te zien waarom niet-ingezetenen meer voor het begrotingstekort zouden moeten opdraaien dan ingezetenen. Verder was in het onderhavige geval de verhouding zoek tussen de geheven forensenbelasting en de overige gemeentelijke belastingen. De rechtbank herriep de aanslag forensenbelasting en verklaarde de Verordening forensenbelasting 2005 onverbindend.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een gemeente heeft binnen de grenzen van de wet de vrijheid om bepaalde gemeentelijke belastingen te heffen en de daarmee gemoeide tarieven vast te stellen. Deze (ruime) vrijheid is echter geen vrijbrief tot exorbitante tariefsstijgingen. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Almelo over een aanslag forensenbelasting 2005 die een eigenaar van een vakantiehuisje in de gemeente Losser bezat. In 2004 betaalde de man € 232,80 aan forensenbelasting. In 2005 bedroeg de forensenbelasting maar liefst € 3000. Aan overige gemeentelijke belastingen (ozb, afvalstoffenheffing en rioolrecht) betaalde de man in 2005 € 383,41.
Op de zitting voor de rechtbank gaf de gemeente aan dat ze vanwege een begrotingstekort zich genoodzaakt zag tot de tariefsverhoging en dat ook de tarieven van andere belastingen waren verhoogd. Verder stelde de gemeente dat het door de eigenaar “ervaren gat tussen de aanslag forensenbelasting 2004 en die van 2005 berust op emotie, waar je juridisch niets mee kan”.
De rechtbank schetste eerst een juridisch kader alvorens tot de beslissing te komen. De rechtbank stelde voorop dat een forensenbelasting geen profijtbelasting is. De Gemeentewet schrijft namelijk niet voor dat er een verband moet bestaan tussen enerzijds (de mate van) het profijt dat een belastingplichtige van gemeentelijke voorzieningen trekt en anderzijds het bedrag van de door hem verschuldigde forensenbelasting. Voorts is de gemeenteraad volgens de Gemeentewet bevoegd tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting. Uit rechtspraak blijkt verder dat belastingrechters niet de beweegreden van de gemeenteraad tot invoering, wijziging of afschaffing mogen toetsen, maar wel het resultaat daarvan. Dit houdt in dat in onderhavige procedure niet kan worden gezegd dat de gemeente oneigenlijke motieven heeft gehad bij de verhoging van de tarieven voor de forensenbelasting.
De Gemeentewet stelt enige randvoorwaarden aan het tarief van een gemeentelijke belasting. Zo mag het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk zijn van het inkomen, de winst of het vermogen. Verder mag een tarief niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever met het toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van deze belastingen niet op het oog kan hebben gehad.
De rechtbank stelde vast dat de tariefstelling van de forensenbelasting aansloot bij zes waardeklassen van onroerende zaken. Per waardeklasse gold een vast tarief. De tariefstelling was zodanig vormgegeven dat bij de overschrijding van een waardeklassegrens het belastingtarief sterk steeg en afvlakte bij een hogere woningwaarde. De mate waarin een tarief progressief verloopt, is volgens de rechtbank niet in strijd met enig rechtsbeginsel en ligt nog binnen de vrijheid die de gemeenteraad op het gebied van tariefstelling op grond van de Gemeentewet bezit.
Dit ligt evenwel anders voor de door de gemeenteraad vastgestelde hoogte van uit de tariefbepaling voortvloeiende belastingbedragen. De uit de tariefbepaling voortvloeiende belastingbedragen moeten niet alleen tot elkaar in verhouding staan, maar ook tot de overige lokale belastingen die – ook van ingezetenen van de gemeente Losser – worden geheven. De gemeente had aangegeven dat de verhoging van de lokale belastingen verband hield met een (aanzienlijk) begrotingstekort. De rechtbank vond dat niet viel in te zien waarom niet-ingezetenen via de forensenbelasting meer voor het begrotingstekort zouden moeten opdraaien dan ingezetenen. Verder vond de rechtbank dat in het onderhavige geval het bedrag aan geheven forensenbelasting in geen verhouding staat tot de overige gemeentelijke belastingen. De voor 2005 geheven forensenbelasting was 27 maal hoger dan de geheven onroerendezaakbelasting 2005. Verder constateerde de rechtbank dat de aanslag forensenbelasting 2005 bijna 13 maal hoger was dan de aanslag voor 2004. De rechtbank kwam tot het oordeel dat de tariefstelling van de gemeente Losser leidde tot een willekeurige of onredelij ke heffing die door de wetgever niet kan zijn bedoeld. De rechtbank herriep daarop de aanslag forensenbelasting 2005 en verklaarde de Verordening forensenbelasting 2005 onverbindend.