We moeten alles doen om jonggehandicapten optimaal te laten participeren in een vorm van werk die past bij hun talenten en waarbij rekening gehouden wordt met hun beperkingen. Dat is de kernboodschap van het advies ‘Meedoen zonder beperkingen’ dat de Sociaal-Economische Raad vanochtend unaniem heeft vastgesteld. Dit advies over de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is opgesteld op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Volgens kroonlid Hans Kamps, voorzitter van de commissie die het advies voorbereidde, sluit het stuk goed aan bij het middellange termijnadvies van de SER van vorig jaar. Daarin pleitte de raad voor een vergroting van de arbeidsparticipatie in Nederland. Kamps wees erop dat in het advies geen harde doelstelling is geformuleerd, maar riep de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers op om dat wel te doen via aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. Van de ongeveer 160.000 jongehandicapten is nu 26 procent aan het werk. Volgens Kamps zouden de sociale partners kunnen afspreken om dat percentage te verhogen, naar bijvoorbeeld 40 procent.
“Het is niet alleen economisch van belang om alle talenten op de arbeidsmarkt daadwerkelijk te benutten, maar het is ook maatschappelijk gewenst”, zei vice-voorzitter Mariëlle Rompa van MKB-Nederland, namens de ondernemersorganisaties. Zij wees erop dat de groep jonggehandicapten de komende decennia in omvang zal verdubbelen. Ook benadrukte Rompa dat het om een heel diverse groep gaat, zowel naar aandoeningen en beperkingen, als naar opleiding. “Het feit dat vrijwel alle Wajongers 80 tot 100 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard, zegt weinig over hun mogelijkheden tot participeren.”
“Mensen met een functiebeperking werken te vaak onder hun niveau en dat leidt tot extra uitval”, zei kroonlid Theo Bovens. Hij was blij met de aanbevelingen in het advies om al vroegtijdig in het onderwijs mensen met een handicap voor te bereiden op participatie. Wel wees Bovens erop dat het voor deze groep ook belangrijk is om door te studeren zodat ze op het juiste niveau aan de slag kunnen. Ook benadrukte hij de noodzaak van goede samenwerking op lokaal niveau tussen instellingen op het gebied van arbeid en van onderwijs. Volgens Bovens schort het daaraan nog wel eens. “Als je Wajongers vroegtijdig op de arbeidsmarkt wilt krijgen, heeft dat alleen kans als het onderwijs erbij aanhaakt.”
De recente toename van het aantal mensen met een Wajong-uitkering en de te verwachten groei in de komende decennia , deden kroonlid Coen Teulings terugdenken aan de WAO-problematiek. De CPB-directeur zei dat hij tevreden was met het advies, ook omdat het gaat over een zeer belangrijk maatschappelijk vraagstuk. Hij wees op het risico dat gemeenten de Wajong gebruiken om het aantal bijstandgerechtigden te verminderen. Door de grotere financiële verantwoordelijkheid van gemeenten voor de Wet werk en bijstand kan het voor hen goedkoper zijn om iemand aan een Wajong-uitkering te helpen in plaats van een bijstanduitkering. Ook zette Teulings vraagtekens bij het voorstel om Wajongers die bij een reguliere werknemer aan de slag gaan, een grotere terugvalmogelijkheid op hun Wajong-uitkering te geven als ze hun werk niet kunnen volhouden.
Die terugvalopties staan er niet voor niks in, reageerde FNV-bestuurder Leo Hartveld die namens de drie vakcentrales sprak. Volgens hem zit er in het advies een goede balans tussen participatiebevordering en inkomensbescherming. Hij zei dat het advies een cultuuromslag vereist. De maatschappij moet haar visie op mensen met een functiebeperking veranderen. Hij benadrukte dat de vakbeweging hierbij zeker haar verantwoordelijkheid wil nemen, onder andere via de vakbondsleden in ondernemingsraden. Concreet dacht Hartveld aan het organiseren van betrokken collega’s in een netwerk rondom een Wajonger. Ook voelde hij wel voor harde afspraken in de Stichting van de Arbeid als het gaat om streefcijfers voor de participatie van jonggehandicapten. “Of dat dan precies 40 procent moet zijn, is nog onderwerp van debat.”
Kroonlid Margo Vliegenthart wees erop dat de terugvalopties in het advies met name van belang zijn voor jonggehandicapten met een progressief ziektebeeld. “Die zijn onzeker over de ontwikkeling van hun aandoening en daarbij moet de balans tussen zekerheid en de prikkel tot participatie in orde zijn.” Een ruimere terugvaloptie kan er juist toe leiden dat ze betaalde arbeid gaan verrichten.
Voorzitter Alexander Rinnooy Kan stelde voor dat de sociale partners samen met de gemeenten in de Raad van Werk en Inkomen nog eens kijken naar het risico dat de Wajong voor gemeenten een goedkoop alternatief wordt voor de bijstand.
Tot slot gaf de voorzitter het woord aan Jacqueline Kool die als (ervarings-) deskundige had meegewerkt aan de voorbereiding van het advies. Kool was erg blij met het advies en met de centrale plek die jongeren met een handicap er in innemen. Ze wees erop dat jonge gehandicapten vaak nogal onzichtbaar zijn. Volgens Kool heeft veel beleid in het verleden er nauwelijks toe geleid dat de participatie van gehandicapten is toegenomen. Het idee om een taskforce in te stellen om erop toe te zien dat dat nu wel gaat gebeuren, zag ze niet zitten. “Er zijn al zo veel taskforces. Misschien moet de minister nu zelf gaan bewaken dat dit gaat lukken.” Verder riep zij werkgevers en werknemers op om ook hun verantwoordelijkheid te nemen.