Volgens Hof Den Haag moest een tomatenkwekerij diverse uitgaven voor een volgende teeltcyclus van tomaten (opgroeiende tomatenplanten ofwel: de veldinventaris) op 31 december activeren op de balans en mocht de kwekerij deze uitgaven niet in het jaar van de uitgaven ineens ten laste van de winst brengen. Voor de tomatenkwekerij was dat ongunstiger omdat daarmee in een eerder boekjaar een hoger bedrag aan winst belastbaar werd. Het hof baseerde zijn beslissing zowel op de regels voor de jaarrekening uit het Burgerlijk Wetboek -die voorschrijven dat baten en lasten zo veel mogelijk moeten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben- als op de regels voor de fiscale jaarwinstbepaling (goed koopmansgebruik). Deze laatste regels staan dezelfde toerekening van baten en lasten voor. Het hof achtte twee oudere arresten van de Hoge Raad, volgens welke niet-activering van veldinventaris was toegestaan, achterhaald. Tegen de uitspraak is cassatie ingesteld. In zijn conclusie sloot advocaat-generaal Wattel van de Hoge Raad zich bij het oordeel van het hof aan. Het woord is thans aan de Hoge Raad.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bedrijven en ondernemers zijn in beginsel vrij in het kiezen van een winstberekeningsstelsel (omzetstelsel, kasstelsel of declaratiestelsel), maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het gekozen stelsel voldoet aan de eisen van de fiscale jaarwinstbepaling (goed koopmansgebruik).
Aan goed koopmansgebruik liggen enige beginselen ten grondslag. De bekendste daarvan is het realiteitsbeginsel. Het realisatiebeginsel en het matchingbeginsel vormen onderdeel van dit realiteitsbeginsel, terwijl het voorzichtigheidsbeginsel en het eenvoudbeginsel daarop een uitzondering kunnen maken. Volgens de fiscale rechtspraak zijn nog enkele andere beginselen te onderkennen, maar het voert hier te ver om daarop in te gaan.
Het algemene realiteitsbeginsel houdt in dat de baten en lasten in overeenstemming moeten zijn met de werkelijkheid aan de juiste jaren moeten worden toegerekend.
Het realisatiebeginsel houdt in dat een winst die in een bepaald jaar wordt gerealiseerd, in dat jaar ook in het resultaat dient te worden opgenomen.
Het matchingbeginsel houdt in dat uitgaven zoveel mogelijk ten laste worden gebracht van de periode waarin de corresponderende opbrengsten worden verantwoord.
Het voorzichtigheidsbeginsel houdt in dat met alle werkelijke onzekerheden rekening mag worden gehouden. Dit betekent dat winsten pas hoeven te worden verantwoord, als het behalen ervan met redelijke zekerheid vaststaat. Niet gerealiseerde, maar aantoonbare verliezen mogen wel al worden genomen.
Het eenvoudbeginsel houdt in dat het winstbepalingssysteem praktisch hanteerbaar moet zijn. De aan het systeem te stellen eisen worden afgestemd op de omvang van de onderneming.
Tussen de verschillende beginselen van goed koopmansgebruik bestaat geen vaste rangorde. Welk beginsel in een bepaald geval prevaleert, is sterk afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval. Onlangs kwam dit samenspel van beginselen van goed koopmansgebruik aan de orde in een procedure voor Hof Den Haag. De zaak was als volgt.
Een bv exploiteerde een tuinbouwbedrijf voor de teelt van tomaten. De tomatenteelt vond op substraat plaats in kassen met behulp van onder andere een druppelinstallatie en computergestuurde klimaatinstallatie. Jaarlijks werden in december tomatenplanten gekocht en geplant. Bij het einde van het kalenderjaar droegen de planten nog geen vrucht. Vanaf eind februari werden de tomaten geoogst. In november werden de planten gerooid.
Het boekjaar van de bv was gelijk aan het kalenderjaar. In december 2003 had de bv diverse uitgaven gedaan voor het begin van de nieuwe tomatencyclus. Het betroffen jaarlijks terugkerende uitgaven voor onder meer: plantmateriaal, arbeidskosten voor het planten van het gewas, verwarming, meststoffen, groeimedium, loopfolie, touw, bind- en steunmateriaal. De uitgaven van deze veldinventaris waren uitsluitend gedaan ten behoeve van het boekjaar 2004 en zullen in het jaar 2004 zijn uitgewerkt.
De bv had in haar aangifte vennootschapsbelasting de hierboven genoemde uitgaven ten laste van het fiscale resultaat gebracht en de veldinventaris niet geactiveerd. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat goed koopmansgebruik meebracht dat de veldinventaris op 31 december 2003 moest worden geactiveerd. Hij verhoogde daarop het aangegeven belastbare bedrag voor 2003. Voor de bv was dat ongunstiger omdat daarmee in een eerder boekjaar een hoger bedrag aan winst belastbaar werd.
De bv was het niet eens met de correctie van de inspecteur en stelde dat het eenvoudbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel in dit geval prevaleerden boven het realiteitsbeginsel en dat daardoor de uitgaven voor de veldinventaris niet geactiveerd hoefden te worden op de fiscale balans. De bv beriep zich verder op twee (oudere) arresten van de Hoge Raad over dezelfde kwestie. De Hoge Raad had in de twee arresten aangegeven dat de betreffende landbouwer en veehouder de veldinventaris niet behoefden te activeren, omdat de ‘uitgaven in het volgende boekjaar practisch gesproken zijn uitgewerkt’.
Hof Den Haag was echter een andere mening toegedaan. Zowel de regels voor de jaarrekening uit het Burgerlijk Wetboek als de regels voor de fiscale jaarwinstbepaling (goed koopmansgebruik) schrijven voor dat baten en lasten zo veel mogelijk moeten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Het hof gaf daarmee aan dat in onderhavige procedure het matchingbeginsel voorop staat.
Het hof wees het beroep van de bv op het eenvoudbeginsel -om niet te hoeven te activeren- af. De veldinventaris (een hoeveelheid tomatenplanten) was in dit geval volgens het hof eenvoudig te duiden. Ook het toerekenen van de uitgaven aan de veldinventaris was door het gebruik van computers en computerprogrammatuur volgens het hof geen onoverkomelijk probleem.
Ook het beroep van de bv op het voorzichtigheidsbeginsel om niet te hoeven activeren wees het hof af. De bv had niet aannemelijk gemaakt dat de risico’s van onder meer ziekte en sterfte van planten zodanig groot waren dat dit rechtvaardigde om de tomatenplanten op balansdatum op nihil te waarderen. De bv had volgens het hof in onvoldoende mate verklaard waarom de kwantificering van deze risico’s voor de fiscale balans anders zou moeten zijn dan die voor de commerciële balans en daardoor zou leiden tot een verschillende waardering van de tomatenplanten op de fiscale respectievelijk commerciële balans. Op de commerciële balans had de bv de veldinventaris wel geactiveerd.
Volgens het hof geeft noch goed koopmansgebruik noch enig andere fiscale regeling aanleiding om -in afwijking van de regels voor de jaarrekening uit het Burgerlijk Wetboek- de veldinventaris niet te hoeven activeren op de fiscale balans.
Het hof was van oordeel dat goed koopmansgebruik meebracht dat de uitgaven voor de veldinventaris moesten worden geactiveerd. Het hof wees het beroep van de bv op de twee arresten van de Hoge Raad af. Het zouden situaties betreffen die tegenwoordig in het algemeen door verbeterde techniek en bedrijfsvoering zich niet snel meer zouden voordoen.
Tegen de hofuitspraak is cassatie ingesteld. Advocaat-generaal Wattel heeft op 5 april 2007 conclusie genomen en sluit zich in grote lijnen aan bij het oordeel van Hof Den Haag. Of de Hoge Raad eveneens zal oordelen dat de veldinventaris dient te worden geactiveerd en daarbij terugkomt op zijn eigen (oudere) jurisprudentie, zal moeten worden afgewacht. Het woord is aan de Hoge Raad.