De Centrale Raad van Beroep overweegt dat blijkens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de redelijke termijn begint te lopen op het moment dat duidelijk is dat tussen partijen een geschil bestaat. Doorgaans zal dit het moment zijn waarop bezwaar wordt ingesteld, in casu 9 januari 2002. Betrokkene heeft erop gewezen dat de primaire besluitvorming lange tijd in beslag heeft genomen en zou deze periode willen betrekken bij de beoordeling of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Raad neemt in aanmerking dat betrokkene in augustus 2000 een aanvraag heeft ingediend, die ten onrechte niet in behandeling is genomen. In augustus 2001 heeft betrokkenes echtgenote bij het Uwv geïnformeerd naar de stand van zaken. Daarna is de behandeling van de aanvraag begonnen, welke heeft geleid tot het primaire besluit van 12 december 2001. De Raad stelt vast dat vóór het instellen van bezwaar door betrokkene niet is gebleken dat sprake was van een geschil tussen partijen over betrokkenes aanspraken ingevolge de WAZ.
De Raad ziet derhalve geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat het moment van het instellen van bezwaar als beginpunt geldt voor de vaststelling van de redelijke termijn.