Rechtbank Haarlem heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of in een procedure aan het urencriterium was voldaan. Ondernemers die aan het urencriterium voldoen, komen onder voorwaarden in aanmerking voor bepaalde fiscale faciliteiten zoals onder meer de zelfstandigenaftrek. De procedure betrof een echtpaar dat in maatschapsverband een huisartsenpraktijk dreef. De man was huisarts, de vrouw was gediplomeerd verpleegkundige.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De inspecteur meende dat de vrouw niet aan het urencriterium voldeed omdat haar werkzaamheden hoofdzakelijk (meer dan 70%) ondersteunend van aard zou zijn. De rechtbank hanteerde als maatstaf voor de beoordeling welke activiteiten meetellen voor het urencriterium de declareerbaarheid van de uitgevoerde werkzaamheden. Zelfstandig uitgevoerde werkzaamheden die direct omzet genereren, rekende de rechtbank niet tot de ondersteunende werkzaamheden maar tot de hoofdactiviteit van de onderneming.
Deze werkuren tellen mee voor het urencriterium. Het tijdsbeslag van de declarabele werkzaamheden van de echtgenote in de huisartsenpraktijk maakten meer dan 30% uit van alle gewerkte uren in de praktijk. Daardoor waren haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk ondersteunend van aard. Nu zij in 2001 meer dan 1.225-uur in de praktijk had gewerkt, had zij recht op de zelfstandigenaftrek.
Bij een man-vrouwfirma kunnen beide partners onder voorwaarden gebruikmaken van de ondernemersaftrek (o.a. de zelfstandigenaftrek) als zij aan het zogenoemde urencriterium van 1.225 uren voldoen. Het urencriterium houdt in dat een ondernemer in een kalenderjaar ten minste 1.225 uur aan de onderneming moet hebben besteed. Daarnaast moeten de ‘ondernemingsuren’ meer zijn dan de helft van het totaal aan uren die zijn gewerkt voor de onderneming, een dienstbetrekking (belastbaar loon) en overige arbeid (belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden). In bepaalde situaties tellen de door een partner gewerkte uren in de onderneming niet mee voor het urencriterium. In dat geval moet aan twee voorwaarden cumulatief zijn voldaan, te weten:
- De gewerkte uren zien hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) op werkzaamheden van ondersteunende aard in de onderneming.
- Het is ongebruikelijk dat een dergelijk samenwerkingsverband met een willekeurige derde zou zijn aangegaan.
Onlangs kwam in een procedure voor Rechtbank Haarlem de vraag aan de orde of aan het urencriterium was voldaan. De zaak was verkort weergegeven als volgt.
Een echtpaar dreef in maatschapverband een huisartsenpraktijk. De man was huisarts; de vrouw was een gediplomeerd verpleegkundige. De vrouw claimde in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2001 de zelfstandigenaftrek. De inspecteur weigerde echter de zelfstandigenaftrek omdat niet aan het urencriterium zou zijn voldaan. Hij was van mening dat de door de echtgenote verrichte werkzaamheden hoofdzakelijk ondersteunend van aard zouden zijn.
De rechtbank hanteerde voor de beoordeling welke activiteiten meetellen voor het urencriterium als maatstaf de declareerbaarheid van de zelfstandig uitgevoerde werkzaamheden. Werkzaamheden die zelfstandig worden verricht en die direct omzet genereren, rekende de rechtbank tot de hoofdactiviteit van de onderneming. Deze werkzaamheden tellen mee voor het urencriterium.
In de onderhavige procedure verrichtte de echtgenote in de huisartsenpraktijk diverse zelfstandig declarabele werkzaamheden, zoals het houden van verschillende spreekuren en visites waarbij zij zelf diagnoses stelde, medische handelingen uitvoerde en daarbij haar zelf verworven deskundigheid inzette. De rechtbank liep alle door haar verrichte werkzaamheden en het daarmee gemoeide tijdsbeslag na en stelde vast dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk ondersteunend van aard waren. Daardoor telden al haar werkuren mee voor het urencriterium en voldeed zij ook aan het urencriterium. Ook over het beleid en de bedrijfsvoering van de maatschap besliste zij op inhoudsvolle wijze mee.
De rechtbank kwam daarop tot oordeel dat zij in 2001 recht had op de zelfstandigenaftrek en verklaarde het beroep van de echtgenote gegrond.