Het is dit jaar een kwart eeuw geleden dat de Nederlandse Grondwet aan een laatste integrale herziening werd onderworpen. In verband daarmee heeft minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken, ongetwijfeld geïnspireerd door de plannen die de Nationale Conventie twee jaar geleden presenteerde, onlangs voorgesteld in de Grondwet een preambule en enkele basiskenmerken van ons staatsbestel op te nemen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De minister beklaagt zich over de geringe bindende en educatieve functie die van de huidige Grondwet uitgaat. De tekst zou bovendien ‘flets’ en ‘archaïsch’ aandoen, en grondwettelijke kernwaarden zou men slechts tussen de regels door kunnen ontwaren. Laat ik vooropstellen dat het waarschijnlijk geen kwaad kan om weer eens grondig te bezien of de Grondwet aan verandering toe is. De waarheid gebiedt te zeggen dat onze constitutie in veel opzichten niet de schoonheidsprijs verdient. Aan een buitenstaander valt niet eenvoudig uit te leggen dat wij maar liefst 18 artikelen aan de persoon van een in de praktijk vooral symbolische Koning wijden, terwijl we het fundament van ons parlementaire stelsel, de vertrouwensregel, niet eens hebben gecodificeerd.
Dat neemt niet weg dat één en ander wel verklaarbaar is. Onze vaderlandse constitutie dateert uit de periode 1814/15. Ondanks enkele ingrijpende herzieningen, met name in 1848, heeft het haar altijd ontbroken aan een duidelijke ideologische inslag. Bij afwezigheid van grote maatschappelijke omwentelingen hebben belangrijke aanpassingen – in de relatie tussen Kroon en parlement of op het gebied van het kiesrecht – altijd plaatsgehad binnen het bestaande constitutionele raamwerk. Gevolg is dat de Nederlandse Grondwet in essentie nog steeds een monarchaal karakter heeft. En dat de kloof tussen de formele constitutie en de staatsrechtelijke praktijk inmiddels levensgroot is. Op zichzelf is er niets op tegen om aan deze incongruentie een einde te maken. Ik vraag mij echter ten zeerste af of de voorstellen van Ter Horst daaraan zullen bijdragen. De minister pleit onder meer voor expliciete erkenning van het beginsel van democratie. Allemaal leuk en aardig, maar wat betekent dat eigenlijk? De huidige Grondwet stelt bepalingen over de Koning nadrukkelijk vóór die over de Staten-Generaal, de volksvertegenwoordiging, die wij pas vanaf artikel 50 terugvinden. Is Ter Horst van mening dat de rollen zouden moeten worden omgedraaid? Wordt Beatrix, met andere woorden, in de toekomst Koningin der Nederlanders in plaats van der Nederlanden? Dit lijkt misschien banaal, maar is impliciet wel degelijk van grote betekenis.
Een ander punt dat bij een mogelijke herziening ongetwijfeld aan de orde zal komen, is Nederlands verwevenheid met de EU. Minder dan een jaar geleden heeft minister Ter Horst namens het kabinet een notitie doen uitgaan waarin wordt gesteld dat de Grondwet niet van belang is voor de gelding van Europees recht binnen de nationale rechtsorde – een opvatting die in Nederland overigens breed wordt gedragen door de academische gemeenschap. Niet alleen is dit in EU-verband een tamelijk unieke positie, ook druist het oordeel in tegen de uitdrukkelijke bedoeling van de grondwetgever in 1983. Bovendien valt een dergelijk standpunt moeilijk te rijmen met de hartstochtelijke oproep van de minister tot opwaardering van de Grondwet. Het lijkt van tweeën één. Een krachtige grondwet is namelijk ook het teken van een vitale staat. Dit wringt des te meer als een stelsel van constitutionele toetsing wordt ingevoerd, waar in eerste lezing een voorstel toe aanhangig is. De ervaring in andere landen leert namelijk dat rechters niet snel verkwanselen wat hun ter bescherming is toevertrouwd.
Een omslag in de houding van Nederlandse burgers ten opzichte van hun Grondwet vereist meer dan alleen een cosmetische opknapbeurt. Ter vergelijking: de Amerikaanse constitutie verleent het Congres nog altijd de bevoegdheid om kapersbrieven uit te schrijven. Dat neemt niet weg dat zij een zeer levendige plek in de Amerikaanse samenleving inneemt. Als minister Ter Horst de Nederlandse Grondwet wil verheffen tot een bezielend document, vergt dat een herbezinning op de fundamentele uitgangspunten van ons constitutionele stelsel.
Invoeging van een preambule en enkele grondwettelijke kernwaarden draagt alleen maar bij tot verdere verrommeling van de Grondwet. De voordelen van zo’n herbezinning ten spijt, doet de minister er tot slot verstandig aan in ogenschouw te nemen dat onze Grondwet niet zonder reden een flets uiterlijk heeft. Nederland is een land van minderheden. In onze huidige constitutie is het zowel voor een lid van D66 als de SGP mogelijk om waarden terug te vinden die voor hem van grote betekenis zijn. Politisering van je belangrijkste rechtstekst leidt niet alleen tot grotere binding, maar kan ook uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen tot gevolg hebben.
Jan Willem van Rossem is promovendus staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen