Onlangs heeft de civiele kamer van de Hoge Raad geoordeeld dat een werkgever geen verhaalbaar recht meer heeft op zijn werknemer indien hij in een fiscale kwestie niet heeft verzocht om een verhaalbare naheffingsaanslag. Indien door middel van eindheffing is nageheven, heeft dit dus ook consequenties voor de arbeidsrechtelijke verhouding tussen werkgever en werknemer.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Veel looncontroles leiden tot correcties in de loonadministratie. Vaak zijn deze correcties het gevolg van een (achteraf) onterecht onbelast uitbetaalde vergoeding. Zo vindt bijvoorbeeld over vaste kostenvergoedingen nogal eens naheffing plaats.
Als hoofdregel geldt dat deze naheffing plaatsvindt in de vorm van een eindheffing van de werkgever. Gevolg van deze wijze van naheffen is dat het door de werknemer genoten voordeel moet worden gebruteerd, om de alsnog verschuldigde loonheffing te kunnen berekenen. De eindheffing kan oplopen tot ongeveer 108% van het door de werknemer genoten voordeel. Naheffing door middel van eindheffing is voor de werkgever daarom vaak een zeer kostbare aangelegenheid.
Op bovengenoemde hoofdregel bestaat een tweetal uitzonderingen. De eerste is dat de inspecteur besluit geen eindheffing toe te passen en een naheffingsaanslag oplegt die kan worden verhaald op de werknemers. Ook kan de inspecteur besluiten de te weinig geheven belasting via de aangifte inkomstenbelasting alsnog bij de werknemers te heffen.
De tweede uitzondering op de hoofdregel is dat de werkgever verzoekt om de eindheffing niet toe te passen, maar om een “gewone” naheffingsaanslag op te leggen die de werkgever vervolgens kan verhalen op zijn werknemer. In de praktijk wordt dit ook wel het ‘verzoek om een geïndividualiseerde naheffing’ of het ‘verzoek om een verhaalbare aanslag’ genoemd. Hierbij geldt wel als randvoorwaarde dat het verzoek alleen kan slagen als op het moment van uitbetalen van het loon de mogelijkheid van verhaal rechtens en feitelijk bestond.
In 2004 heeft de Hoge Raad voor belastingzaken geoordeeld dat de mogelijkheid om een dergelijk verzoek te doen in de wet is opgenomen om de werkgever de gelegenheid te geven om de te weinig geheven loonheffing op zijn werknemer te verhalen. Daarom kan volgens de Hoge Raad het verzoek om zo’n verhaalbare naheffingsaanslag nog tot in de beroepsfase worden gedaan.
Het belang van de keuze om al dan niet om een verhaalbare naheffingsaanslag te verzoeken is onlangs weer eens duidelijk geworden. De civiele kamer van de Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat de werkgever geen verhaalbaar recht meer op de werknemer heeft, indien hij niet heeft verzocht om een verhaalbare naheffingsaanslag – en er dus door middel van eindheffing is nageheven.
In de praktijk wordt vaak vanuit praktische overwegingen niet verzocht om een verhaalbare naheffingsaanslag. Op grond van het oordeel van de civiele kamer van de Hoge Raad betekent dit dat in een dergelijk geval ook de arbeidsrechtelijke mogelijkheid om de te weinig geheven belasting op de werknemer te verhalen, is komen te vervallen. Het is van essentieel belang dat een weloverwogen keuze wordt gemaakt of wel of niet om een verhaalbare naheffingsaanslag wordt gevraagd. Indien wel om een verhaalbare naheffingsaanslag wordt verzocht, behoudt de werkgever civielrechtelijk de mogelijkheid om de te weinig geheven loonheffing op de werknemer te verhalen. Achteraf kan hij dan nog altijd besluiten om niet te verhalen (met als gevolg een tweede naheffingsaanslag loonbelasting waarbij het voordeel van de niet-verhaalde loonbelasting wordt aangemerkt als nettoloon). Wordt niet verzocht om een verhaalbare naheffingsaanslag, dan is de (gebruteerde) rekening in ieder geval voor de werkgever.