Hof Arnhem heeft aangegeven dat de terbeschikkingstellingsregeling ook van toepassing kan zijn op situaties van gesplitst aangekocht bloot eigendom en vruchtgebruik. Rechtbank Arnhem had in andere zin beslist. Het hof baseerde zijn oordeel op de wetsgeschiedenis van de wetsbepalingen over de terbeschikkingstellingsregeling.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De procedure betrof een bedrijfshal met ondergrond waarvan de directeur-grootaandeelhouder in 1988 het blote eigendom had gekocht en zijn bv op hetzelfde moment het vruchtgebruik. In de sterk feitelijke procedure hadden zowel de directeur-grootaandeelhouder als de inspecteur naar het oordeel van het hof onjuiste uitgangspunten ingenomen voor de waardebepaling van het blote eigendom op 1 januari 2001. Deze waarde bepaalde het hof naar redelijke schatting zelf. Hetzelfde betrof de jaarlijkse afschrijving die de directeur-grootaandeelhouder gedurende de resterende periode van vruchtgebruik in aanmerking mocht nemen.
Indien u als directeur-grootaandeelhouder een pand beschikbaar stelt aan uw eigen onderneming, dan betaalt u inkomstenbelasting over de opbrengsten die daaruit voortvloeien. Dit volgt uit de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling (hierna: tbs-regeling). De civielrechtelijke vorm waarin het pand ter beschikking worden gesteld, bijvoorbeeld verhuur of (ver)bruikleen, is daarbij niet van wezenlijk belang. Bij de verhuur van een pand zijn dus de huurinkomsten progressief (tot maximaal 52%) belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Daar staat tegenover dat de kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zoals afschrijvings- en rentelasten, aftrekbaar zijn. Zou het pand niet ter beschikking zijn gesteld, dan valt het pand in box 3 en is de vermogensrendementsheffing (heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4% van het gemiddelde van de waarde van het pand minus de daarmee verbonden schulden) van toepassing. Kortom het kan nogal verschil uitmaken of een pand in box 1 thuishoort of in box 3.
De wetgever heeft dit verschil in belastingheffing onderkend en heeft daarom voor bepaalde situaties met gelieerde verhoudingen de tbs-regeling in het leven geroepen. Deze regeling steunt op twee uitgangspunten. De tbs-regeling is bedoeld om een grotere mate van gelijkheid te bereiken in de fiscale behandeling van ondernemers-natuurlijk personen enerzijds en de ondernemers die hun onderneming drijven met behulp van een bv anderzijds. Verder is met de tbs-regeling beoogd ongewenste belastingarbitrage tegen te gaan. Zonder een tbs-regeling zouden mogelijkheden bestaan om relatief hoog belast (winst)inkomen om te zetten in laag belast beleggingsinkomen.
Hof Arnhem heeft onlangs een uitspraak gedaan in een procedure waarin onder meer de vraag aan de orde kwam of de tbs-regeling van toepassing was en zo ja, hoe hoog de daaruit voortvloeiende inkomsten zouden zijn. De procedure betrof een bedrijfshal met ondergrond waarvan de directeur-grootaandeelhouder in 1988 het blote eigendom had gekocht en zijn bv op hetzelfde moment het vruchtgebruik. De inspecteur had de door de directeur-grootaandeelhouder aangegeven inkomens over de jaren 2001 en 2002 verhoogd onder toepassing van de tbs-regeling. Rechtbank Arnhem stelde de directeur-grootaandeelhouder in het gelijk. De inspecteur ging daarop in hoger beroep bij Hof Arnhem.
Het hof maakte uit de wetsgeschiedenis van de wetsbepalingen over de tbs-regeling op dat de wetgever een ruime uitleg heeft beoogd van het begrip ter beschikking stellen. Daaronder valt ook de situatie van gesplitste aankoop. In het geval van de gesplitste aankoop stelt de aandeelhouder in feite vermogen aan de vennootschap ter beschikking en behaalt hij rendement door het ‘vollopen’ van de waarde van de blote eigendom naar volle eigendom.
In de overigens sterk feitelijke procedure hadden zowel de directeur-grootaandeelhouder als de inspecteur naar het oordeel van het hof onjuiste uitgangspunten ingenomen voor de waardebepaling van het blote eigendom op 1 januari 2001. Deze waarde bepaalde het hof naar redelijke schatting zelf. Hetzelfde betrof de jaarlijkse afschrijving die de directeur-grootaandeelhouder gedurende de resterende periode van vruchtgebruik in aanmerking mocht nemen.
Het hof verklaarde het hoger beroep de inspecteur gegrond, maar verlaagde wel zijn inkomenscorrecties voor beide jaren.