In 2004 maakten wij melding van een uitspraak van Hof Amsterdam over de fiscale behandeling van de afkoopsom van een alimentatieverplichting tussen samenwoners. Hof Amsterdam constateerde dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond voor de ongelijke behandeling tussen gehuwden en samenwoners en achtte de ongelijkheid in strijd met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het Hof nam vervolgens de beslissing om de afkoopsom in aftrek toe te staan. Inmiddels heeft de Hoge Raad beslist over deze zaak en de uitspraak van Hof Amsterdam vernietigd.
De situatie was als volgt. Belanghebbende woonde van 1989 tot eind 1999 samen met zijn partner. Zij hadden in 1991 een samenlevingscontract gesloten. Eind 1999 is de relatie verbroken en de samenleving beëindigd. Nadat die relatie ten einde was gekomen, rustte op belanghebbende een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-vriendin. Deze verplichting is in 2000 omgezet in een rechtens afdwingbare verplichting. In 2000 heeft de belanghebbende aan zijn ex-partner een bedrag van (omgerekend) ruim € 45.000 als afkoopsom voor de alimentatietermijnen.
Hof Amsterdam heeft in 2004 beslist op basis van de veronderstelling dat de wetgever geen gehoor had gegeven aan een verzoek om het verschil tussen samenwoners en gehuwden ter zake van afkoop van alimentatie spoedig op te heffen. Echter, in het aangehaalde verzoekschrift werd verzocht om in overleg met de staatssecrateris van Financiën te bezien of het geconstateerde verschil in behandeling tussen samenwoners en gehuwden spoedig kon worden opgeheven. Er was destijds dan ook geen sprake van een toezegging om de ongelijke behandeling op te heffen, maar slechts een verzoek om de mogelijkheden daarvan te beoordelen.
De staatssecretaris heeft destijds geen aanleiding gezien om het verschil in behandeling tussen samenwoners en gehuwden op te heffen. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat de reden voor de ongelijke behandeling gerechtvaardigd is om ongewenste inkomensoverdrachten te voorkomen. Als voorbeeld geeft de Hoge Raad dat samenwoners hun relatie beëindigen, een alimentatie overeenkomen en de alimentatieverplichting afkopen om vervolgens de samenleving weer te hervatten. Ook bij echtscheiding is de afkoopsom van de alimentatie pas aftrekbaar na inschrijving van de echtscheiding in de openbare registers van de burgerlijke stand. Indien echtgenoten duurzaam gescheiden gaan leven of van tafel en bed gaan scheiden, hebben zij dus ook geen recht op aftrek van een afkoopsom.
De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van dit standpunt van de staatssecretaris geen verdere actie ondernomen. Bovendien heeft de wetgever het verschil in behandeling in de Wet inkomstenbelasting 2001 gehandhaafd.
Hiermee is de kous af voor de aftrekbaarheid van een afkoopsom van een alimentatieverplichting tussen samenwoners. Wellicht ten overvloede merken wij op dat de ontvangen afkoopsom dan ook niet belast is bij de ex-samenwoner.