Startende ondernemers kunnen onder omstandigheden gebruikmaken van een bepaalde fiscale faciliteit: de willekeurige afschrijving. Rechtbank Arnhem heeft onlangs beslist dat een startende makelaar van 52 jaar in 2004 de willekeurige afschrijving mocht toepassen op een in dat jaar aangekocht kantoorpand ten behoeve van zijn onderneming. Voor de hoogte van de willekeurige afschrijving was de verwachte gebruiksduur van het pand de bepalende factor en niet de technische levensduur (het aantal jaren dat een bepaald pand bouwkundig gezien kan meegaan). Gezien de verwachte economische levensduur van het pand en de leeftijd van de startende makelaar, vond de rechtbank in het onderhavige geval een verwachte gebruiksduur van 25 jaar een redelijke termijn.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Startende ondernemers kunnen onder omstandigheden gebruikmaken van een bepaalde fiscale faciliteit: de willekeurige afschrijving. Dit betekent dat men met de gebruikelijke afschrijvingstermijn geen rekening hoeft te houden en zowel versneld als vertraagd mag afschrijven. Hiermee is het mogelijk om een liquiditeitsvoordeel en een rentevoordeel te behalen. De faciliteit willekeurige afschrijving heeft betrekking op bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen, namelijk die in het belang zijn van de bevordering van de economische ontwikkeling of de economische structuur. De bevordering van het ondernemerschap behoort ook daartoe. Verder bestaat er nog een regeling voor willekeurige afschrijving voor zeeschepen en voor milieubedrijfsmiddelen.
Een startende ondernemer kan alleen willekeurig afschrijven in het kalenderjaar waarin hij heeft geïnvesteerd in daarvoor kwalificerende bedrijfsmiddelen én recht heeft op de verhoogde zelfstandigenaftrek voor startende ondernemers. Op die tweede voorwaarde bestaat een uitzondering. Als in het direct voorafgaande kalenderjaar aanschaffings- of voortbrengingskosten voor dergelijke bedrijfsmiddelen zijn gemaakt en nog geen recht op zelfstandigenaftrek bestond, mogen deze bedrijfsmiddelen ook meetellen voor de willekeurige afschrijving in het daaropvolgende kalenderjaar. Het bedrag van willekeurige afschrijving is overigens begrensd tot het maximumbedrag van investeringen waarvoor nog recht bestaat op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (€ 240.000, jaar 2009). Als niet langer aan de voorwaarden voor willekeurige afschrijving wordt voldaan, wordt de afschrijving teruggenomen totdat het bedrijfsmiddel de boekwaarde bereikt die het zou hebben gehad bij normale afschrijving. De terugneemperiode is vijf jaar vanaf het begin van het kalenderjaar waarin de verplichtingen zijn aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt.
Rechtbank Arnhem heeft onlangs uitspraak gedaan over de mate waarin een startende makelaar van 52 jaar in 2004 de willekeurige afschrijving mocht toepassen op een in dat jaar aangekocht kantoorpand ten behoeve van zijn onderneming. De inspecteur was van mening dat de makelaar voor een aanzienlijk lager bedrag mocht afschrijven dan de makelaar zelf voor ogen stond.
De rechtbank nam een aantal richtinggevende arresten van de Hoge Raad van 10 augustus 2007 over afschrijving als vertrekpunt. Zo bestaat het afschrijvingspotentieel uit: de kosten van aanschaf van het bedrijfsmiddel vermeerderd met de kosten van daarmee gepaard gaande investeringen in dat bedrijfsmiddel, verminderd met de restwaarde. Daarbij moet de restwaarde naar schatting worden bepaald op de waarde die het bedrijfsmiddel bij de beëindiging van het gebruik door de ondernemer in elk geval waard zal zijn.
Uit de woorden ‘bij de beëindiging van het gebruik’ leidde de rechtbank af dat bij het bepalen van de afschrijvingen moet worden uitgegaan van de periode waarin de ondernemer het bedrijfsmiddel naar verwachting zal gebruiken. Hetzelfde heeft dan ook te gelden bij de willekeurige afschrijving omdat deze regeling de afschrijvingslast alleen naar voren haalt maar niet vergroot.
In de onderhavige procedure moesten dus op het tijdstip van ingebruikneming in 2004 de te verwachten gebruiksduur en de restwaarde aan het einde van die gebruiksduur worden bepaald. De rechtbank was van oordeel dat bij het bepalen van de verwachte gebruiksduur meer waarde moet worden gehecht aan de (kortere) economische levensduur van het bedrijfsmiddel dan aan de technische levensduur. Het is namelijk te verwachten dat na verloop van tijd het bedrijfsmiddel in economische zin niet meer geschikt zal zijn om te voldoen aan de eisen die de bedrijfsvoering stelt. Ook kan de leeftijd van de ondernemer een rol spelen bij het bepalen van de verwachte gebruiksduur. De inspecteur was van mening dat de verwachte gebruiksduur van iemand die op 52-jarige leeftijd een onderneming start op 20 jaar kon worden gesteld. De ma kelaar was in zijn jaarrekening voor de gewone afschrijving uitgegaan van een gebruiksduur van 30 jaar. De rechtbank vond echter geen van beide partijen erin geslaagd de verwachte gebruiksduur aannemelijk te maken en stelde deze daarom naar redelijke schatting op 25 jaar.
De rechtbank stelde vast dat de inspecteur een grotere willekeurige afschrijving in aanmerking had genomen dan de afschrijving die de rechtbank had berekend. De rechtbank verklaarde daarom het beroep van de makelaar toch ongegrond.
Opmerking
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft in 2008 de bij de Najaarsnota aangekondigde tijdelijke fiscale regeling voor willekeurige afschrijving gepubliceerd. Deze regeling kan niet worden toegepast naast een andere regeling voor willekeurige afschrijving. Dan moet een keuze worden gemaakt.