Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk kan zijn. In dat verband kan de werknemer schadevergoeding dan wel herstel van de arbeidsovereenkomst vorderen. De kantonrechter heeft een grote mate van beleidsvrijheid met betrekking tot het bepalen van de omvang van de schadevergoeding. In onderhavige uitspraak heeft de rechter aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule, doch telt daarbij de jaren dat werkneemster arbeidsongeschikt is geweest, niet mee.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werkneemster stelt dat de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is opgezegd door werkgever. Werkneemster was sinds december 2000 in dienst bij werkgever als schoonheidsspecialiste en is na langdurige ziekte, in januari 2005 arbeidsongeschikt geraakt. In augustus 2007 is zij geschikt
verklaard om voor halve dagen het werk te hervatten. Medio 2007 is de onderneming van de werkgever overgenomen, echter de werkneemster werd niet door de nieuwe werkgever (hierna: ‘werkgever’) tot het werk toegelaten. De werkgever heeft het CWI om toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen, vanwege het feit dat de schoonheidssalon niet door de nieuwe werkgever zou worden voortgezet. Het CWI heeft de ontslagvergunning voor de werkneemster verleend en werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd tegen 1 februari 2008.
Vordering werkneemster en verweer werkgever
Werkneemster vordert dat wordt verklaard voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is, alsmede een schadevergoeding. Werkneemster stelt dat de opzegging is geschied onder opgave van valse voorwendselen of valse reden, aangezien de werkzaamheden van schoonheidsspecialiste nog steeds in de bedrijfsruimte van de werkgever worden verricht. Daarnaast heeft de werkgever haar de functie van verkoopster niet aangeboden als passend werk. Werkneemster voert vervolgens aan dat vanwege haar leeftijd (56 jaar) en eenzijdige werkervaring de werkneemster geen zicht op ander werk heeft en vordert derhalve een schadevergoeding ad € 22.147,02. De werkgever voert verweer en stelt dat aan een beoordeling van de kennelijk onredelijke opzegging niet kan worden toegekomen, aangezien werkneemster geen andere gronden heeft aangevoerd dan waarop het CWI haar ontslagvergunning hebben verleend. Voorts voert werkgever aan dat zij werkneemster geen functie heeft aangeboden als verkoopster, aangezien dit vanwege haar slechthorendheid niet passend zou zijn. Daarnaast betwist de werkgever de hoogte van de gevorderde schadevergoeding aangezien er geen aansluiting kan worden gezocht bij de kantonrechtersformule in het geval van een kennelijk onredelijke opzegging. Tevens voert de werkgever een ‘habe wenig’ verweer.
Beoordeling
Kennelijke onredelijke opzegging
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van werkgever en onderzoekt inhoudelijk de argumenten ten aanzien van de kennelijk onredelijke opzegging. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van voorgewende of valse redenen die ten grondslag lagen aan de kennelijk onredelijke opzegging. De rechter oordeelt wel dat werkgever niet als goed werkgever heeft gehandeld in verband met de werkhervatting en niet voldoende heeft getracht passend werk te zoeken voor werkneemster. Door niet te onderzoeken of werkneemster in aanmerking zou kunnen komen voor de functie als verkoopster, heeft werkgever niet als goed werkgever gehandeld. Daarnaast heeft de werkgever in het kader van de opzegging geen enkele voorziening getroffen voor werkneemster. Op grond hiervan moet de opzegging als kennelijk onredelijk moeten worden aangemerkt.
Schadevergoeding
De kantonrechter zoekt bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding aansluiting bij de kantonrechtersformule. In dat verband houdt de kantonrechter rekening met de langdurige arbeidsongeschiktheid van werkneemster tijdens het dienstverband, zodat slechts het feitelijk aantal gewerkte dienstjaren (4 jaar) van werkneemster meetellen. Op grond van de kantonrechtersformule komt het aantal gewogen dienstjaren (A-factor) van werkneemster derhalve uit op 7,5 jaar. Ondanks dat de opzeggingsgrond – bedrijfseconomische reden- in de risicosfeer van werkgever ligt en de werkgever wel degelijk verweten kan worden dat hij niet voldoende heeft gedaan om werkneemster te herplaatsten binnen de onderneming, hanteert de kantonrechter een neutrale correctiefactor van C=1 en wordt een schadevergoeding toegekend van € 12.303,90 aan werkneemster. Het ‘habe wenig’ verweer leidt niet tot een neerwaartse bijstelling van de correctiefactor, nu werkgever ter onderbouwing hiervan geen financiële stukken heeft overgelegd.