Een bezwaar tegen een voorlopige aanslag houdt niet automatisch bezwaar in tegen de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Illustratief hierbij is een uitspraak van Rechtbank Rotterdam over twee (hoge) voorlopige aanslagen onroerende zaakbelastingen 2006 van een industrieel bedrijf in het Botlekgebied. Het bedrijf had zelf bezwaar gemaakte tegen de voorlopige aanslagen en had ook de definitieve aanslagen ontvangen waarmee de voorlopige aanslagen volledig mee waren verrekend. Daardoor waren deze aanslagen onherroepelijk vast komen te staan. De rechtbank merkte op dat de voorlopige aanslagen in zodanige situatie geen rechtsgevolg meer hebben. Dit leidde ertoe dat het bedrijf haar grieven tegen de voorlopige aanslagen niet meer inhoudelijk kon laten toetsen bij de rechter.
In het fiscale vakgebied geldt het stelsel van gesloten rechtsmiddelen. Dat houdt in dat elke voor bezwaar vatbare beschikking, zoals een voorlopige aanslag, definitieve aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag, een strikt afzonderlijke rechtsgang heeft voor bezwaar en beroep. Een bezwaar tegen een voorlopige aanslag houdt daardoor niet automatisch bezwaar in tegen de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend. Illustratief hierbij is een uitspraak van Rechtbank Rotterdam.
De procedure betrof een bv die een industrieel bedrijf exploiteerde in het Botlekgebied van Rotterdam. De bv had twee voorlopige aanslagen onroerende zaakbelastingen 2006 ontvangen. De ene voorlopige aanslag betrof het gebruikersdeel in de onroerende zaakbelastingen tot een bedrag van € 25.792, de andere voorlopige aanslag betrof het eigenarendeel tot een bedrag van € 32.240. De voorlopige aanslagen waren gedagtekend 15 januari 2006. Het bedrijf maakte bezwaar tegen de voorlopige aanslagen en deed dat zonder inschakeling van een fiscaal adviseur. De gemeente legde met dagtekening 15 maart 2006 de definitieve aanslagen op tot exact dezelfde bedragen als de voorlopige aanslagen. De voorlopige aanslagen waren daarmee dus volledig verrekend.
Op 17 maart 2006 verzond het bedrijf een nadere motivering van het bezwaar tegen de voorlopige aanslagen en repte daarin met geen enkel woord over de definitieve aanslagen. Het bedrijf ging daarna in beroep bij Rechtbank Rotterdam.
De rechtbank wees op een arrest van de Hoge Raad uit 1990 waarin deze had beslist dat het niet in overeenstemming met het stelsel van de wet is te achten dat met een voorlopige aanslag iets anders is bedoeld dan het scheppen van de formele grondslag voor vooruitbetalingen op een nog op te leggen definitieve aanslag. De rechtbank gaf aan dat het met het karakter van vooruitbetaling strookt dat een eventuele vernietiging van een voorlopige aanslag, die later geheel is verrekend met een definitieve aanslag die onherroepelijk is komen vast te staan, geen rechtsgevolgen meer heeft.
De rechtbank stelde uit de feiten vast dat de bezwaren tegen de voorlopige aanslagen niet eveneens waren gericht tegen de definitieve aanslagen. Hiermee was het pleit beslecht. De rechtbank merkte nog op dat van bedrijven als de bv beter mocht worden verwacht. Deze bedrijven hebben ook in eerdere jaren aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen ontvangen, en mogen geacht worden van de bezwaarmogelijkheden op de hoogte te zijn. Bovendien plegen zulke bedrijven zich door deskundigen te laten bijstaan. Dat de bv dat niet had gedaan, maar zelf bezwaar had ingesteld, moest voor rekening van de bv komen.