Rechtbank Breda heeft onlangs beslist dat de Nederlands regeling voor de aftrek van onderhoudskosten van monumentenpanden in strijd is met het EG-recht, in het bijzonder met het beginsel van het vrije kapitaalverkeer.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De procedure betrof een man die eind 2004 van Nederland naar België was geëmigreerd en daar eigenaar was een kasteel. Het kasteel was een beschermd monument volgens de Belgische regelgeving die vergelijkbaar is met de Nederlandse Monumentenwet. De man werkte in Nederland en opteerde voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. Hij kon de onderhoudskosten van het kasteel niet in België in aftrek brengen. De Nederlandse belastinginspecteur weigerde eveneens aftrek omdat het kasteel niet als monument was ingeschreven in de Nederlandse registers omdat die registers alleen openstaan voor in Nederland gelegen monumenten. Dat kon de man niet worden tegengeworpen, vond de rechtbank. De rechtbank stelde vast dat objectief vergelijkbare situaties verschillend werden behandeld zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging was te vinden. Dat leverde strijd op met het EG-recht.
In de inkomstenbelasting is een speciale regeling opgenomen die toestaat dat uitgaven met betrekking tot een monumentenpand in aftrek kunnen worden gebracht (als onderdeel van de persoonsgebonden aftrek). De achterliggende reden voor deze aftrekmogelijkheid is dat onderhoud aan monumentenpanden veelal zeer kostbaar is, terwijl de instandhouding van het cultureel-historisch erfgoed in Nederland door de overheid als belangrijk wordt gezien.
De aftrek is slechts mogelijk indien de uitgaven een bepaalde drempel overschrijden. Indien het monumentenpand als eigen woning in gebruik is, geldt voor het jaar 2009 een drempel van 0,75% van de WOZ-waarde van de woning. Indien het monumentenpand niet de eerste (eigen) woning is en niet voor ondernemingsdoeleinden wordt gebruikt, wordt het pand belast in box 3. Uitgaven voor onderhoudskosten zijn in dat geval slechts aftrekbaar voor zover de drempel van 4% van de waarde in het economische verkeer van het pand op 1 januari van het desbetreffende jaar wordt overschreden. Een andere voorwaarde is dat het monumentenpand ingeschreven moet staan in het monumentenregister zoals genoemd in de Monumentenwet.
Rechtbank Breda heeft onlangs een uitspraak gedaan over de vraag of de Nederlands regeling voor de aftrek van onderhoudskosten van monumentenpanden in strijd is met het EG-recht. De procedure betrof een man die eind 2004 van Nederland naar België was geëmigreerd en daar eigenaar was een kasteel. Het kasteel was een beschermd monument volgens de Belgische regelgeving die in hoofdlijnen overeenkomt met de Nederlandse Monumentenwet. De man werkte in Nederland en opteerde voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. Hij kon de onderhoudskosten niet in België in aftrek brengen.
Bij de regeling van de aanslag inkomstenbelasting over 2004 weigerde de Nederlandse belastinginspecteur de door de man opgenomen aftrekpost van € 18.140 in verband met uitgaven voor het kasteel. De reden voor de weigering was dat het kasteel niet als monument was ingeschreven in de Nederlandse registers.
De man maakt vergeefs bezwaar en deed voor Rechtbank Breda een beroep op diverse schendingen van het EG-recht, waaronder schending van de beginselen van vrij verkeer van werknemers binnen de lidstaten, schending van de vrijheid van vestiging en schending van het vrij verkeer van kapitaal.
De rechtbank was het alleen eens met laatstgenoemde schending. De rechtbank achtte het op basis van de feiten van de onderhavige procedure en de Belgische regels voor de kwalificatie als monument aannemelijk dat het kasteel in een Nederlands register zou kunnen worden ingeschreven als het in Nederland was gelegen. Ook in België wordt een beschermd monument ingeschreven in een register. Voorts stelde de rechtbank vast dat de registers voor de inschrijving als monument alleen openstaan voor in Nederland gelegen monumenten. Dat kon de man niet worden tegengeworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank was daarom sprake van objectief vergelijkbare situaties. Het verschil in behandeling van monumenten die wel en monumenten die niet in de Nederlandse registers zijn ingeschreven, heeft dus geen betrekking op situaties die niet objectief vergelijkbaar zijn. Dit levert volgens de rechtbank daarom geen objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling op. Evenmin bestaat er een rechtvaardigingsgrond in de vorm van dringende redenen van algemeen belang. Dat de Nederlandse regeling ten doel heeft het in stand houden van de monumenten in Nederland vond de rechtbank onvoldoende. De rechtbank verklaarde het beroep daarom gegrond en stond aftrek van de uitgaven toe.