In het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer door de kantonrechter, wordt vaak een billijke vergoeding aan de werknemer toegekend op grond van de kantonrechtersformule. De kantonrechtersformule is per 1 januari 2009 veranderd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Vanaf 1 januari 2009 wordt het aantal dienstjaren van de werknemer op een andere – voor de werknemer meer nadelige wijze – gewogen. Daarnaast houdt de kantonrechter bij het vaststellen van de correctiefactor C naast het verwijtbaar handelen van werknemer of werkgever, nu ook rekening met de arbeidspositie van de werknemer en de financiële positie van werkgever. In onderhavige uitspraak verzoekt werkgever na een mislukt outplacement traject om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens wijziging van omstandigheden. In het kader van de billijke vergoeding is van belang of de afspraken die werkgever met werknemer destijds had gemaakt bepalend zijn en of dit tevens impliceert dat de ‘oude’ kantonrechtersformule moet worden toegepast.
Feiten
Werkgever is een detacheringsbedrijf, waarbij werknemer in dienst is in de functie van projectmanager. Op 23 januari 2008 hebben werkgever en werknemer een overeenkomst getekend, genaamd “ Voorstel overeenkomst inzake outplacement”, wegens tegenvallende prestaties van de werknemer. Werkgever en werknemer hebben beide uitvoering gegeven aan de outplacementovereenkomst, hetgeen echter niet tot gevolg heeft gehad dat werknemer in dienst is getreden bij een andere werkgever. Werknemer is ten tijde van het outplacementtraject vrijgesteld van werk bij werkgever (sinds eind januari 2008).
Vordering werkgever en verweer werknemer
Werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens veranderde omstandigheden. Werkgever voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat werknemer vanaf 2006 niet meer naar behoren zijn functie heeft verricht, hetgeen mede tot uiting is gekomen in de beoordelingen. In dat verband zijn werkgever en werknemer eind 2007/begin 2008 overeengekomen dat werknemer zijn toekomst bij een andere werkgever zou zoeken. Daartoe hebben werkgever en werknemer een outplacementovereenkomst voor de duur van één jaar gesloten. Na ommekomst van voornoemde termijn, is werknemer er niet in geslaagd een nieuwe baan te vinden bij een andere werkgever en de huidige werkgever verzoekt daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Tevens voert werkgever hierbij aan dat geen passende vervangende functie aan werknemer kan worden aangeboden nu deze niet beschikbaar is. Werknemer vordert primair afwijzing van het ontbindingsverzoek en subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding in het geval de ontbinding wordt toegewezen. Werknemer voert aan dat hij de outplacementovereenkomst onder druk heeft getekend. Daarnaast zou hij een terugkeergarantie bij zijn huidige werkgever hebben indien het nieuwe aangegane dienstverband binnen twaalf maanden zou worden beëindigd. Nu werknemer geen nieuwe baan heeft gevonden, stelt werknemer dat deze terugkeer garantie nu van toepassing is. Voorts stelt werknemer dat het onaannemelijk is dat werkgever werknemer geen passende vervangende functie aan kan bieden, gelet op de omvang van het bedrijf. Voorts voert werknemer ter onderbouwing aan dat indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden er bij de vaststelling van een eventuele ontbindingsvergoeding aansluiting dient te worden gezocht bij de oude kantonrechtersformule, vanwege het feit dat het kennelijke voornemen van werkgever om de arbeidsovereenkomst met werknemer te beëindigen dateert uit het najaar van 2007.
Beoordeling
Ontbinding
De kantonrechter oordeelt dat werknemer niet aannemelijk heeft kunnen maken dat er sprake is van een onder dwang getekende outplacementovereenkomst. Voorts geeft de kantonrechter aan dat – gelet op de inhoud van de outplacementovereenkomst – de bedoeling van partijen was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, mede gezien het feit dat de werknemer al een jaar niet meer werkzaam was bij de werkgever. Derhalve oordeelt de kantonrechter dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijsbaar is.
Billijke vergoeding
De kantonrechter beschouwt de outplacementovereenkomst als een afspraak tussen werkgever en werknemer in het kader van de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De financiële offers die werkgever in het kader van de outplacementovereenkomst heeft gemaakt dienen hierbij in aanmerking te worden genomen. Vaststaat dat werknemer een jaar lang geen arbeid heeft verricht voor werkgever, zodat werknemer zich volledig kon toeleggen op de outplacement begeleiding. Derhalve oordeelt de kantonrechter dat werknemer thans nog aanspraak maakt op een vergoeding die ongeveer overeenkomt met het verschil tussen de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor C = 1 en de salariskosten ad € 56.000 alsmede de begeleidingskosten ad € 10.000. De kantonrechter is van oordeel dat voor de berekening van de vergoeding de ‘oude’ kantonrechtersformule dient te worden toegepast. De outplacementovereenkomst die is gesloten eind 2007/begin 2008 moet namelijk worden beschouwd als een afspraak tussen partijen in het kader van de voorgenomen beëindiging van het dienstverband. Om voornoemde reden mogen ook de kosten van de uitvoering voor de werkgever in mindering worden gebracht op de thans toe te kennen vergoeding, hetgeen de consequente redenering met zich meebrengt dat ook de berekening van de billijke vergoeding naar dat moment in de tijd wordt teruggeplaatst. De kantonrechter stelt een vergoeding van ad € 56.500 vast.