Hof Den Bosch heeft in een feitelijke procedure beslist dat de terbeschikkingstelling van een pand aan een bv aanving op de datum van de aankoop en ingebruikname van het pand door de bv (28 mei 2003) en niet op de ingangsdatum van de verhuur van dat pand (1 juni 2003).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Uit de wetsgeschiedenis leidde het hof af dat de wetgever een parallel beoogde tussen de fiscale behandeling van een natuurlijke persoon – ondernemer enerzijds en een ondernemer met een rechtspersoon anderzijds. Die parallel wordt volgens het hof het beste bereikt, indien het pand vanaf het moment van de aanschaf gerekend wordt tot verplicht “werkzaamheidsvermogen” (box 1) en niet pas op het moment, dat daarvoor een vergoeding in rekening is gebracht. Deze parallelgedachte laat volgens het hof ook geen ruimte voor een afwijkende fiscale behandeling vanwege van een klein verschil tussen het moment van ingebruikname en het moment van huurbetaling.
Beslissend moet zijn en blijven het moment van de feitelijke terbeschikkingstelling en ingebruikname van het pand. Het hof was van oordeel, dat het pand van aanvang af in box 1 heeft gezeten en niet op enig moment (28 – 31 mei 2003) in box 3. Verder had de ondernemer volgens het hof het pand terecht op de terbeschikkingstellingbalans geactiveerd voor de aankoopkosten inclusief kosten koper en in gelijke zin de daarmee gemoeide hypotheekschuld.
Indien u als directeur-grootaandeelhouder een pand beschikbaar stelt aan uw eigen onderneming, dan betaalt u inkomstenbelasting over de opbrengsten die daaruit voortvloeien. Dit volgt uit de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling (hierna: tbs-regeling). Bij de verhuur van een pand zijn dus de huurinkomsten progressief (tot maximaal 52%) belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Daar staat tegenover dat de kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zoals afschrijvings- en rentelasten, aftrekbaar zijn. Zou het pand niet ter beschikking zijn gesteld, dan valt het pand in box 3 en is de vermogensrendementsheffing (heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4% van het gemiddelde van de waarde van het pand minus de daarmee verbonden schulden) van toepassing. Kortom het kan nogal verschil uitmaken of een pand in box 1 thuishoort of in box 3.
De wetgever heeft dit verschil in belastingheffing onderkend en heeft daarom voor bepaalde situaties met gelieerde verhoudingen de tbs-regeling in het leven geroepen. Deze regeling steunt op twee uitgangspunten. De tbs-regeling is bedoeld om een grotere mate van gelijkheid te bereiken in de fiscale behandeling van ondernemers-natuurlijk personen enerzijds en de ondernemers die hun onderneming drijven met behulp van een bv anderzijds. Verder is met de tbs-regeling beoogd ongewenste belastingarbitrage tegen te gaan. Zonder een tbs-regeling zouden mogelijkheden bestaan om relatief hoog belast (winst)inkomen om te zetten in laag belast beleggingsinkomen.
Hof Den Bosch heeft onlangs in een feitelijke procedure een uitspraak gedaan over de vraag vanaf welk tijdstip de tbs-regeling van toepassing was. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een in gemeenschap van goederen gehuwd echtpaar kocht op 28 mei 2003 een pand. Het pand was uitdrukkelijk en uitsluitend aangekocht in het belang van de bv van de man. De keuze voor het betreffende pand was uitsluitend bepaald door zakelijke motieven en de indeling en inrichting van het pand waren afgestemd op de eisen van de onderneming in het kader van de bedrijfsvoering. Het pand was ook onmiddellijk na de aankoop feitelijk in gebruik genomen door de vennootschap. Er werd een huurovereenkomst opgesteld waarbij de huur formeel per 1 juni 2003 inging. Uit praktische overwegingen werd over de korte periode van 28 tot en met 31 mei 2003 geen huurberekend. De man had in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2003 de tbs-regeling op het pand toegepast vanaf 28 mei 2003 en het pand op de terbeschikkingstellingbalans geactiveerd voor zijn helft van de aankoopkosten inclusief kosten koper en in gelijke zin de daarmee gemoeide hypotheekschuld. Zijn echtgenote had dit in gelijke zin voor haar helft aangegeven. De inspecteur was echter van mening dat de tbs-regeling pas vanaf 1 juni 2003 mocht worden toegepast en was het ook niet eens met de geactiveerde bedragen voor het pand en de hypotheekschuld op de terbeschikkingstellingbalans. De zaak kwam voor Rechtbank Breda. Deze stelde de man op beide punten in het gelijk. De inspecteur ging vervolgens in hoger beroep bij Hof Den Bosch.
Uit de wetsgeschiedenis leidde het hof af dat de wetgever een parallel beoogde tussen de fiscale behandeling van een natuurlijke persoon – ondernemer enerzijds en een ondernemer met een rechtspersoon anderzijds. Die parallel wordt volgens het hof in dit geval het beste bereikt, indien het pand vanaf het moment van de aanschaf gerekend wordt tot verplicht “werkzaamheidsvermogen” (box 1) en niet pas op het moment, dat daarvoor een vergoeding in rekening is gebracht. Deze parallelgedachte laat volgens het hof ook geen ruimte voor een afwijkende fiscale behandeling vanwege van een klein verschil tussen het moment van ingebruikname en het moment van huurbetaling. Beslissend moet zijn en blijven het moment van de feitelijke terbeschikkingstelling en ingebruikname van het pand. Het hof was van oordeel, dat het pand van aanvang af in box 1 heeft gezeten en niet op enig moment (28 – 31 mei 2003) in box 3.
Wat betreft de activering van het pand op de terbeschikkingstellingbalans voor de aankoopkosten inclusief kosten koper en in gelijke zin de daarmee gemoeide hypotheekschuld stelde het hof de man eveneens in het gelijk. Ook hierbij wees het hof op de wetsgeschiedenis van de tbs-regeling.