De Centrale Raad van Beroep volgt de gemachtigde niet in zijn stelling dat, als uitvloeisel van de genoemde arresten van het Europees Hof (LJN BH0679 en LJN BH0680), de verklaring die appellante ten overstaan van de sociaal rechercheurs heeft afgelegd niet als ondersteuning voor de besluitvorming van het College gebruikt zou kunnen worden omdat niet vanaf de aanvang van het onderzoek een raadsman aanwezig is geweest.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Nog daargelaten of een dergelijk recht in die vorm zonder meer voortvloeit uit de genoemde arresten, wijst de Raad erop dat het in een zaak als de onderhavige, waarin intrekking en terugvordering van bijstand aan de orde is, niet gaat om een strafrechtelijke procedure, zodat de beschermende werking van artikel 6, derde lid, van het EVRM zich niet tot appellante uitstrekt.
Voor zover het betoog van de gemachtigde erop neerkomt dat vanwege schending van artikel 6, derde lid, van het EVRM in de strafrechtelijke procedure, het mede daardoor verkregen bewijs niet door het College in de onderhavige procedure kan worden benut, wijst de Raad op zijn vaste rechtspraak, waaruit volgt dat dit slechts het geval is indien bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Er is geen sprake van dat de hier gehanteerde verklaring op een dergelijke wijze is verkregen.