Het Nederlandse vennootschapsrecht kent sinds jaar en dag een (theoretisch) strikte scheiding tussen de verschillende “machten” in de kapitaalvennootschappen. Zo kent men het “dualistische systeem” voor wat betreft scheiding van enerzijds de bestuurders en anderzijds zij die toezicht houden op het bestuur (in de meeste gevallen de aandeelhouders). De wet verschaft de algemene vergadering van aandeelhouders een belangrijk instrument ter uitoefening van deze toezichthoudende taak: het recht op informatie (de artikelen 2:107 en 2:217 BW ten aanzien van respectievelijk de N.V. en de B.V.).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In een recente uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden komt de vraag aan de orde of ook individuele aandeelhouders zich met succes in rechte kunnen beroepen op een dergelijk recht op informatie.
Voorkomende gevallen: dominante meerderheidsaandeelhouder(s)
Met name (maar niet alleen) in de situatie waarin de algemene vergadering van aandeelhouders van een N.V. of B.V. wordt gedomineerd door een machtige meerderheidsaandeelhouder komt het onderwerp van het “individuele recht op informatie”geregeld ter sprake. De machtige meerderheidsaandeelhouder domineert de algemene vergadering van aandeelhouders en heeft zodoende uit hoofde van bovengenoemde artikelen de mogelijkheid van het bestuur en/of de raad van commissarissen de door haar gewenste informatie te verlangen. Het bestuur dient hier in beginsel gehoor aan te geven. Maar wat nu indien de (individuele) (minderheids)aandeelhouder zich niet kan verenigen met het door het bestuur en/of de raad van commissarissen gevoerde beleid en daaromtrent graag de nodige informatie zou krijgen, doch de meerderheidsaandeelhouder verleent hiertoe geen medewerking?
De door de meerderheidsaandeelhouder en de vennootschap te betrachten zorgplicht
Naast het hierboven omschreven collectieve recht op informatie (lees: het recht op informatie dat toekomt aan de algemene vergadering van aandeelhouders), rust op de rechtspersoon (in dit geval de N.V. en/of de B.V.) alsmede op degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken (waaronder bestuurders en aandeelhouders), de plicht zich (jegens elkander) te gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, aldus artikel 2:8 BW. In de praktijk wordt door (minderheids)aandeelhouders veelvuldig een beroep gedaan op dit artikel indien zij zich door (het bestuur of de meerderheidsaandeelhouder van) de N.V. of de B.V. onheus behandeld voelen. Dit heeft geleid tot een veelvoud aan rechterlijke uitspraken, waaruit in de loop der jaren een zogenaamde – op de N.V. en de B.V. (alsmede op de bestuurders) rustende en jegens de (minderheids)aandeelhouders te betrachten – “zorgplicht” is ontstaan. In het kader van deze “zorgplicht” heeft de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam reeds in 2003 geoordeeld dat deze onder meer ziet op het verstrekken van informatie aan (minderheids)aandeelhouders [1]. De ondernemingskamer oordeelde in deze door de betreffende minderheidsaandeelhouder geëntameerde enquêteprocedure onder meer als volgt: “(…) Echter, in de omstandigheden van het onderhavige geval, waarin het bestuur van X wordt gevormd door – slechts – haar meerderheidsaandeelhoudster, de waarde van X in kort tijdbestek aanzienlijk zou zijn gedaald en door aan Y (de minderheidsaandeelhoudster) binnen Z groep (het betreffende concern waar X deel van uitmaakte) opgelegde afspraken nadelig lijken te kunnen uitwerken voor de minderheidsaandeelhoudster Y, rust op X een bijzondere zorgplicht om haar minderheidsaandeelhoudster zodanig te informeren dat zij voldoende inzicht krijgt in het gevoerde beleid, voor zover dit haar positie raakt. (…)”
In de deze zaak leidde de gebrekkige informatieverstrekking tot de conclusie van de ondernemingskamer dat sprake was van “gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen”, waardoor een onderzoek werd gelast naar mogelijk wanbeleid in de B.V.
Uit deze beschikking van de ondernemingskamer kan worden geconcludeerd dat ook de individuele minderheidsaandeelhouder kennelijk recht heeft op informatie. Dit recht vloeit echter niet zozeer voort uit de artikelen 2:107 en 2:217 BW, maar uit het (meer algemene) artikel 2:8 BW. De vraag of de minderheidsaandeelhouder dit recht ook daadwerkelijk in rechte kan afdwingen blijft voorlopig echter onbeantwoord.
Een kort geding bij de voorzieningenrechter als alternatief?
Vaak zullen aandeelhouders niet willen (of kunnen) grijpen naar het recht tot het verzoeken van een enquête. Zo staat het recht tot het verzoeken van een enquête in beginsel slechts open voor aandeelhouders die ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen in de vennootschap.
In het jaar 2000 is – in het kader van de beursgang van Wold Online – door aandeelhouders een kort geding aangespannen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam [2]. Zonder al te diep in te gaan op de aldaar spelende problematiek, stelden eisers (de aandeelhouders in World Online) dat zij zouden zijn benadeeld door de handelswijze van (onder meer) World Online en haar bestuurder. Eisers vorderen in dit kort geding bepaalde informatie van Wold Online en de bestuurder, om zodoende te bepalen of zij in een andere procedure vergoeding zouden kunnen eisen van de door hen ten gevolge van de koersdaling van het aandeel World Online geleden schade. De eisers doen hiertoe een beroep op het reeds genoemde “collectieve” artikel 2:107 BW.
De voorzieningenrechter wijst de eis van de aandeelhouders af:
“Alleen daar waar voor een der betrokken partijen een rechtsplicht bestaat tot het verschaffen van informatie of het openbaar maken van stukken, is een rol voor de kort geding rechter weggelegd bij gebreke van een andere passende rechtsgang.”
“Het bestuur en de raad van commissarissen zijn krachtens artikel 2:107 BW gehouden aan deze algemene vergadering alle inlichtingen te verstrekken (…). Ten slotte is het aan de rechter – en in spoedeisende gevallen aan de kort geding rechter – Om in geval zich hierover een dispuut voordoet een beslissing c.q. een voorlopige voorziening te geven. Deze wettelijke regeling die mede ziet op de bescherming van belangen welke niet in dit kort geding zijn vertegenwoordigd, kan niet doorkruist worden op een wijze als thans door eisers wordt verlangd”.
De rechter wijdt geen rechtsoverweging aan de vraag of de vordering wel of niet is ingesteld door alle aandeelhouders gezamenlijk. De rechter constateert slechts dat de algemene vergadering van aandeelhouders een recht heeft op informatie op grond van de artikelen 2:207 en 2:217 BW, doch dat dit niet betekent dat de gezamenlijke aandeelhouders hun recht op informatie ook daadwerkelijk in kort geding bij de voorzieningenrechter kunnen afdwingen. De vraag of een individuele aandeelhouder hiertoe wel de mogelijkheid heeft, wordt in deze uitspraak echter nog steeds beantwoord.
Het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden
In een kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden vordert een tweetal minderheidsaandeelhouders (A c.s.) in X (de B.V.) de bestuurders van X (Y c.s.) te veroordelen om bepaalde stukken af te geven [3]. Eerder hadden de minderheidsaandeelhouders de bestuurders van X reeds verzocht om afgifte van de stukken althans het verstrekken van openheid over de inhoud daarvan tijdens de naderende algemene vergadering van aandeelhouders in X. Toen de bestuurders van X reeds op voorhand aangaven op de algemene vergadering van aandeelhouders niet te zullen overgaan tot het verstrekken van de verzochte informatie, besloten de minderheidsaandeelhouders de algemene vergadering van aandeelhouders niet bij te wonen. De minderheidsaandeelhouders baseren hun vordering(en) onder meer op de hierboven reeds genoemde artikelen 2:8 en 2:217 BW. Zij stellen – kort gezegd – recht te hebben om geïnformeerd te worden over de toestand waarin X zich bevindt.
De voorzieningenrechter wijst ook in deze zaak de vorderingen van de aandeelhouders af:
“De voorzieningenrechter stelt vast dat A c.s. diverse rechtsgronden hebben aangevoerd voor de informatieplicht van Y c.s. (de bestuurders). Zij miskennen echter dat het recht op informatie in beginsel niet aan de individuele aandeelhouder toekomt, maar aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (…), derhalve aan de (stemgerechtigde) aandeelhouders gezamenlijk. (…)”
De bestuurders hebben voorts aangevoerd dat de door de minderheidsaandeelhouders gevraagde informatie concurrentiegevoelig zou zijn. Hierover zegt de voorzieningenrechter:
“Of dat laatste juist is, laat zich in kort geding niet eenvoudig beantwoorden.. Dit hangt zozeer samen met het door de onderneming gevoerde beleid dat daarvoor de meer geëigende weg van de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam aangewezen is.”
Met andere woorden: het bepaalde in artikel 2:8 ten spijt, er kan niet worden geconcludeerd dat de minderheidsaandeelhouders een rechtens afdwingbaar recht hebben op informatie, zoals de voorzieningenrechter ook al oordeelde in de World Online zaak ten aanzien van de gezamenlijke aandeelhouders. Hier komt bij dat – indien minderheidsaandeelhouders al een dergelijk recht zouden hebben – hiertoe een kort geding niet de geschikte weg zou zijn indien en zodra de bestuurders voldoende verweer voeren tegen openbaarmaking van de betreffende informatie, een en ander op grond van het feit dat zij goede gronden hebben de informatie “achter te houden”, zoals de concurrentiegevoeligheid daarvan.
Conclusies
Waar de voorzieningenrechter in de zaak World Online zich slechts heeft uitgesproken over de afdwingbaarheid van het collectieve informatierecht van aandeelhouders, spreekt de voorzieningenrechter te Leeuwarden zich impliciet uit over de vraag of een dergelijk recht ook aan individuele aandeelhouders toekomt. De voorzieningenrechter te Leeuwarden is duidelijk: de individuele aandeelhouder heeft op grond van de artikelen 2:107/2:117 BW in beginsel geen recht op informatievoorziening. Weliswaar heeft individuele aandeelhouder op grond van artikel 2:8 BW het recht om deugdelijk te worden geïnformeerd, doch dit betekent niet dat de individuele aandeelhouder dit recht (buiten het enquêterecht om) door middel van (bijvoorbeeld) een kort geding bij de voorzieningenrechter kan afdwingen.
Het verdient, gezien al het bovenstaande, voor zowel de aandeelhouders gezamenlijk als voor de individuele (minderheids)aandeelhouder(s) dan ook aanbeveling hun recht op informatie tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders te effectueren
[1] Gerechtshof Amsterdam (OK), 14 juli 2003, JOR2003/253.
[2] Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 22 mei 2000, JOR 2000/129.
[3] Voorzieningenrechter Rechtbank Leeuwarden, 15 april 2009. LJN:B13631.
mr. L.B. Vissers, BANNING Advocaten