Volgens de Kostenwet invordering rijksbelastingen kan men geen bezwaar en beroep instellen tegen het in rekening brengen van kosten van een dwangbevel met het argument dat de aanmaning -welke aan het dwangbevel moet zijn voorafgegaan- niet is ontvangen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld dat dat in strijd is met het Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens. De uitsluiting van deze verweermogelijkheid is bedoeld om weinig serieuze verweren uit te sluiten. Men zou anders met een simpele ontkenning van de ontvangst de betekeningskosten van zich kunnen afschudden. Echter een categorische uitsluiting treft ook gevallen waarin het verweer wel gegrond is en daarmee per definitie serieus is. De Hoge Raad heeft vervolgens bepaald dat de betreffende bepaling uit de Kostenwet buiten toepassing moet blijven in gevallen waarin men stelt de schriftelijke aanmaning niet te hebben ontvangen. De Hoge Raad heeft de procedure nu verwezen naar Hof Den Bosch, dat onderzoek moet gaan doen naar het verweer van de betreffende bv dat het de schriftelijke aanmaning niet zou hebben ontvangen.
De normale betalingstermijn van een aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting is doorgaans twee maanden. Voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting over het lopende jaar zijn invorderbaar in zo veel hele maanden die volgen op de maand waarvan de voorlopige aanslag de dagtekening draagt. Indien een (voorlopige) aanslag niet binnen de betalingstermijn is betaald, dan kunnen zogenoemde vervolgingskosten – kosten van aanmaning of dwangbevel – verschuldigd zijn. De belastingdienst hanteert hierbij strikte regels. Als niet binnen de betalingstermijn is betaald, zendt de ontvanger van de belastingdienst kort na het verstrijken van de betalingstermijn een aanmaning. Men heeft dan nog tien dagen om de aanslag te betalen. Blijft de aanslag binnen deze termijn geheel of gedeeltelijk niet betaald, dan kan de ontvanger een dwangbevel uitvaardigen en daarvoor betekeningskosten in rekening brengen. De Hoge Raad heeft onlangs hierover een belangwekkend arrest gewezen. De zaak was als volgt.
De inspecteur had met dagtekening 22 januari 2005 aan een bv een voorlopige
aanslag vennootschapsbelasting 2003 opgelegd tot een te betalen bedrag van € 34.517. De betalingstermijn bedroeg twee maanden. Deze aanslag bleef binnen de betalingstermijn onbetaald. Op 14 juni 2005 zond de ontvanger de bv een dwangbevel tot betaling van de voorlopige aanslag en bracht daarbij € 2.333 aan kosten in rekening. De bv maakte bezwaar tegen de betekeningskosten en stelde dat zij noch de voorlopige aanslag, noch een betalingsherinnering noch een aanmaning te hebben ontvangen. De inspecteur wees het bezwaar af. De bv vond evenmin gehoor bij Rechtbank Arnhem en Hof Arnhem.
De procedure spitste zich uiteindelijk toe op de rechtmatigheid van een specifieke wettelijke bepaling uit de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Volgens deze bepaling kan men geen bezwaar en beroep instellen tegen het in rekening brengen van kosten van een dwangbevel met het argument dat de aanmaning -welke aan het dwangbevel moet zijn voorafgegaan- niet is ontvangen.
De Hoge Raad kwam tot een ander oordeel dan het hof en de rechtbank en achtte de bepaling in strijd met het Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens. Volgens dit Protocol moet iedere maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast, vergezeld gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden om de rechtmatigheid van de maatregel te kunnen betwisten. De betreffende bepaling uit de Kostenwet verhindert echter deze mogelijkheid.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de uitsluiting van deze verweermogelijkheid is bedoeld om weinig serieuze verweren uit te sluiten. Men zou anders met een simpele ontkenning van de ontvangst de betekeningskosten van zich kunnen afschudden. Echter een categorische uitsluiting treft ook gevallen waarin het verweer wel gegrond is en daarmee per definitie serieus is.
De Hoge Raad gaf vervolgens aan dat de betreffende bepaling uit de Kostenwet buiten toepassing moet blijven in gevallen waarin men stelt de schriftelijke aanmaning niet te hebben ontvangen. Hiermee was het pleit nog niet beslecht. De Hoge Raad heeft de procedure nu verwezen naar Hof Den Bosch, dat onderzoek moet gaan doen naar het verweer van de bv dat het de schriftelijke aanmaning niet zou hebben ontvangen.