Hof Den Haag heeft beslist dat het onder omstandigheden mogelijk is om in de toekomst verschuldigde huurpenningen in een eerder jaar ten laste van de winst te brengen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De procedure betrof een bv die in 2004 een reorganisatiebesluit had genomen, waarbij een bedrijfsvestiging werd gesloten. Het gehuurde bedrijfspand bleek vanwege de hoge huurprijs niet aan derden verhuurbaar te zijnen het huurcontract kon niet tussentijds worden opgezegd. De bv bracht de over de jaren 2005 tot en met 2008 verschuldigde huurtermijnen tegen de contante waarde ten laste van de winst over 2004. Het hof achtte dit onder de gegeven feiten en omstandigheden verenigbaar met het matchingbeginsel van de fiscale jaarwinstbepaling (goed koopmansgebruik). Het besluit tot reorganisatie had tot gevolg dat het bedrijfspand geen nut meer opleverde vanaf 2005. Volgens het hof moet het gevolg van dat besluit worden toegerekend aan het jaar waarin het besluit is genomen, derhalve het jaar 2004.
Bedrijven en ondernemers zijn in beginsel vrij in het kiezen van een winstberekeningstelsel (omzetstelsel, kasstelsel of declaratiestelsel), maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het gekozen stelsel voldoet aan de eisen van de fiscale jaarwinstbepaling (goed koopmansgebruik).
Aan goed koopmansgebruik liggen enige beginselen ten grondslag. De bekendste daarvan is het realiteitsbeginsel. Het realisatiebeginsel en het matchingbeginsel vormen onderdeel van dit realiteitsbeginsel, terwijl het voorzichtigheidsbeginsel en het eenvoudbeginsel daarop een uitzondering kunnen maken. Volgens de fiscale rechtspraak zijn nog enkele andere beginselen te onderkennen, maar het voert hier te ver om daarop in te gaan. In ons nieuwsbericht van 30 augustus 2007 hebben we een beschrijving gegeven van deze beginselen. Tussen de verschillende beginselen van goed koopmansgebruik bestaat geen vaste rangorde. Welk beginsel in een bepaald geval prevaleert, is sterk afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Hof Den Haag heeft onlangs een uitspraak gedaan waarbij het matchingbeginsel aan de orde kwam. Het matchingbeginsel houdt in dat uitgaven ten laste van de winst van het belastingjaar moeten worden gebracht dat aan het desbetreffende jaar valt toe te rekenen. De zaak was als volgt.
Een bv had in 2004 een besluit genomen tot reorganisatie en verplaatsing van de ondernemingsactiviteiten binnen de groep waarvan de bv deel uitmaakte. Daarbij werd een bedrijfsvestiging gesloten. De onderneming van deze bedrijfsvestiging was gehuisvest in een gehuurd pand. De bv zag vanwege de hoge huurprijs geen mogelijkheid om het pand aan derden te verhuren en kon het huurcontract niet opzeggen. Het gehuurde bedrijfspand zou in de jaren 2005 tot en met 2008 geen nut meer voor de onderneming opleveren. De bv bracht in haar aangifte vennootschapsbelasting over 2004 de contante huurwaarde van de verschuldigde huurpenningen over 2005 tot en met 2008 ten laste van de winst. De inspecteur weigerde dat en stelde onder meer dat niets de bv zou beletten om het bedrijfspand tegen een lagere prijs onder te verhuren dan zij zelf aan huur betaalde. De zaak kwam uiteindelijk voor Hof Den Haag.
Het hof wees op de hoofdregel van de kostentoerekening voor de duur van een lopend huurcontract. Tegenover de toekomstige betaling van huur staat een prestatie waarbij de verhuurder een bedrijfspand ter beschikking stelt aan de onderneming van de huurder. In zodanig geval is het vormen van een voorziening dan wel een andere passiefpost voor de in de toekomst verschuldigde huurpenningen in beginsel niet mogelijk. Het hof zag gegeven de feiten en omstandigheden van dit geval toch aanleiding om van de hoofdregel af te wijken.
De in de jaren 2005 tot en met 2008 verschuldigde huurpenningen zijn op een rechtsverhouding gebaseerde afdwingbare verplichtingen. De toerekening van betalingen die in die jaren zullen worden gedaan aan een belastingjaar, moet worden gebaseerd op het matchingbeginsel. Het besluit tot reorganisatie en tot verplaatsing van de ondernemingsactiviteiten had tot gevolg dat het bedrijfspand geen nut meer opleverde vanaf 2005. De bv had gesteld en de inspecteur had niet of onvoldoende weersproken dat het eind 2004 voorzienbaar was dat het pand in de jaren 2005 tot en met 2008 niet mogelijk was om het onder te verhuren of op een andere wijze rendabel te maken. Het besluit tot reorganisatie had tot gevolg dat het bedrijfspand geen nut meer opleverde in de onderneming van de bv vanaf 2005. Naar het oordeel van het hof moet dat gevolg worden toegerekend aan het jaar waarin het besluit was genomen, derhalve 2004.