Een vennootschap onder firma of (onder)maatschap tussen echtgenoten of fiscale partners (hierna man-vrouwfirma) heeft diverse fiscale voordelen boven een onderneming waarbij één partner de feitelijke ondernemer is en de ander daarin alleen meewerkt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bij een man-vrouwfirma kunnen beide partners allerlei ondernemersfaciliteiten toepassen als ze beiden voldoende uren aan de ondernemingsactiviteiten hebben besteed. Verder bestaat een zekere flexibiliteit om de behaalde winst onderling te verdelen hetgeen een aardig tariefsvoordeel kan opleveren. De vrijheid van winstverdeling geldt echter alleen voor zover de winstverdeling fiscaal nog als zakelijk is aan te merken. Een belangrijke toetssteen hierbij vormt het criterium of met een willekeurige derde eenzelfde overeenkomst zou zijn aangegaan. Zo vond Hof Amsterdam een winstverdeling van 90%-10% in een ondermaatschap tussen een chirurg en zijn echtgenote zakelijk. Het nogal beperkte 10%-winstaandeel van de echtgenote vond zijn verklaring in het nogal beperkte (administratieve) takenpakket en het feit dat dit winstaandeel al tot een (aanzienlijk) hogere beloning leidde dan de arbeidsbeloning voor een vergelijkbare administratieve kracht in loondienst bij een ziekenhuis.
Een vennootschap onder firma of (onder)maatschap tussen echtgenoten of fiscale partners (hierna man-vrouwfirma) heeft diverse fiscale voordelen boven een onderneming waarbij één partner de feitelijke ondernemer is en de ander daarin alleen meewerkt. Bij een man-vrouwfirma kunnen beide partners allerlei ondernemersfaciliteiten toepassen als ze beiden voldoende uren aan de ondernemingsactiviteiten hebben besteed. Verder bestaat een zekere flexibiliteit om de behaalde winst onderling te verdelen hetgeen een aardig tariefsvoordeel kan opleveren. De vrijheid van winstverdeling geldt echter alleen voor zover de winstverdeling fiscaal nog als zakelijk is aan te merken. Een belangrijke toetssteen hierbij vormt het criterium of met een willekeurige derde eenzelfde overeenkomst zou zijn aangegaan.
Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een door de inspecteur voorgestane winstverdeling van 90%-10% in een ondermaatschap tussen een chirurg en zijn echtgenote zakelijk was. De zaak was -verkort weergegeven- als volgt.
Een man was maat in een chirurgenmaatschap. In 1997 ging hij een ondermaatschap aan met zijn vrouw. Voor het jaar 2002 was de man volgens de overeenkomst van de ondermaatschap een arbeidsbeloning toegekend van € 39.000 en aan de vrouw € 18.000. Volgens de overeenkomst waren beide maten van de ondermaatschap gerechtigd tot 50% van de overwinst nadat hieruit de arbeidsbeloningen aan de maten waren voldaan. De werkzaamheden van de vrouw waren administratief van aard. Het ziekenhuis verzorgde de facturering voor de chirurgenmaatschap. De planning van de werkzaamheden van de chirurg gebeurde deels door het ziekenhuis en deels door de chirurgenmaatschap.
Het winstaandeel van de man in de chirurgenmaatschap bedroeg in 2002 € 244.981. Het nettoresultaat van de ondermaatschap over 2002 bedroeg € 224.701 en de overwinst € 167.701. Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting van de man over 2002 week de inspecteur op diverse punten af van de aangifte. Het voornaamste punt betrof de winstverdeling in de ondermaatschap. De inspecteur stelde dat de winstverdeling gezien het takenpakket van de maten niet zakelijk was. Hij stelde het belastbaar inkomen uit werk en woning van de man vast op € 198.883. Na bezwaar stelde de inspecteur het winstaandeel van de vrouw op 10% van het nettoresultaat (inclusief de arbeidsbeloning van beide maten) en verminderde het belastbaar inkomen uit werk en woning van de man tot € 173.251. De man ging in beroep bij Rechtbank Haarlem.
De rechtbank stelde vast dat de winstverdeling voor 2002 zoals de man en vrouw waren overeengekomen, zou inhouden dat van het nettoresultaat van de ondermaatschap € 126.422 (€ 39.000 arbeidsbeloning plus € 87.422 overwinst) aan de man zou toekomen en € 105.422 (€ 18.000 plus € 87.422 overwinst) aan de vrouw. Dat betekende een winstverdeling van ongeveer 55%-45%. De rechtbank achtte een dergelijke winstverdeling gezien ieders inbreng, kennis en vaardigheden niet zakelijk. De rechtbank vond dat de man onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij met een willekeurige derde een soortgelijke winstverdeling zou zijn overeengekomen als die met zijn echtgenote. Gezien de aard en omvang van het takenpakket van de vrouw vond de rechtbank de stelling van de inspecteur aannemelijk dat 90% van het winstaandeel (in de chirurgenmaatschap) aan de man toegerekend kan worden.
De man ging vervolgens in beroep bij Hof Amsterdam. Daar stelde hij een andere winstverdeling voor door zijn arbeidsbeloning te verhogen. De beloning voor hemzelf zou € 130.000 (marktconforme beloning voor een chirurg in loondienst) gaan bedragen en die voor zijn vrouw zou € 18.000 blijven. De overwinst zou dan weer op 50%-50% basis worden verdeeld. Het hof merkte op dat dit een winstverdeling van ongeveer 76%-24% zou inhouden. Onder dezelfde overwegingen als de rechtbank gaf het hof aan dat het niet aannemelijk was geworden dat bij deze aangepaste winstverdeling wel sprake zou zijn van een zakelijke winstverdeling. Het hof merkte op dat de door de inspecteur verdedigde winstverdeling van 90%-10% leidde tot een winstaandeel van € 22.000 voor de vrouw, dat aanzienlijk hoger was dan de arbeidsbeloning voor een dergelijke administratieve kracht in loondienst van een ziekenhuis. De inspecteur had verder nog gewezen op de winstverdeling van andere (onder)maatschappen. Het hof vond dat hij daarom voldoende had gemotiveerd waarom het winstaandeel van de man in de ondermaatschap in onafhankelijke verhoudingen niet minder dan 90% van de nettowinst zou bedragen. Het hof bevestigde daarop de uitspraak van de rechtbank.