Rechtbank Den Haag heeft in een feitelijke procedure beslist dat een deel van de hypotheekrente voor een voormalige echtelijke woning aftrekbaar was als partneralimentatie.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De woning behoorde tot de huwelijksgoederengemeenschap. De hypothecaire lening stond op naam van beide echtgenoten. De man was gedurende het huwelijk alleenverdiener geweest. Vanaf 1 augustus 2004 was de man uit de woning vertrokken terwijl de vrouw nog enkele maanden in de woning bleef wonen. In 2005 werd het huwelijk ontbonden. Bij beschikking van de rechtbank in september 2004 kreeg de man de woning voor eigen bewoning toegewezen per 1 oktober 2004. Tegelijkertijd stelde de rechtbank een partneralimentatie vast waarbij er uitdrukkelijk mee rekening was gehouden dat de man ook na 1 augustus 2004 alle woonlasten betaalde. De man en de vrouw hadden niet geopteerd om in 2004 als fiscale partners te worden aangemerkt.
Daardoor mocht de man vanaf 1 augustus 2004 alleen de hypotheekrente in aftrek brengen voor zover hij die verschuldigd was. Dat was de helft van de rente. De andere helft kon hij toch in aftrek brengen omdat hij alle woonlasten (waaronder hypotheekrente) had betaald en met de hoogte van de alimentatie daarmee rekening was gehouden.
Rechtbank Den Haag heeft in een feitelijke procedure beslist dat een deel van de hypotheekrente voor een voormalige echtelijke woning aftrekbaar was als partneralimentatie. De woning behoorde tot de huwelijksgoederengemeenschap. De hypothecaire lening stond op naam van beide echtgenoten. De man was gedurende het huwelijk alleenverdiener geweest. Vanaf 1 augustus 2004 was de man uit de woning vertrokken terwijl de vrouw nog enkele maanden in de woning bleef wonen. In 2005 werd het huwelijk ontbonden. Bij beschikking van de rechtbank in september 2004 kreeg de man de woning vanaf 1 oktober 2004 voor eigen bewoning toegewezen. Vanaf 1 oktober 2004 bewoonde hij weer de woning. Tegelijkertijd stelde de rechtbank een partneralimentatie vast waarbij er uitdrukkelijk mee rekening was gehouden dat de man, ook na het tijdelijke vertrek uit de woning, alle woonlasten betaalde. De man en de vrouw hadden niet geopteerd om in 2004 als fiscale partners te worden aangemerkt.
In zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2004 had de man alle hypotheekrente van dat jaar op het eigenwoningforfait in mindering gebracht. De inspecteur corrigeerde de aftrek van hypotheekrente en liet de helft van de hypotheekrente over de periode 1 augustus tot en met 31 december 2004 in aftrek toe als alimentatie. De zaak kwam voor Rechtbank Den Haag.
Deze stelde vast dat de man en de vrouw niet het gehele jaar 2004 fiscale partners waren geweest en evenmin hadden geopteerd om voor heel 2004 als zodanig te worden aangemerkt. Daardoor kon geen sprake zijn van ‘gemeenschappelijke inkomensbestanddelen’ die partners naar eigen keuze vrijelijk onder elkaar konden verdelen.
De rechtbank stelde op basis van de feiten vast dat de man en de vrouw (volgens een specifieke wetsbepaling) van 1 januari tot en met 31 juli 2004 toch kwalificeerden als partners. In dat geval mogen in die periode genoten inkomensbestanddelen worden toegerekend aan de partner die ze had genoten of op wie ze hadden gedrukt. Nu de man gedurende het huwelijk alleenverdiener was geweest en de hypothecaire lening was verstrekt op basis van zijn inkomen, merkte de rechtbank hem aan als de partner op wie de rentelasten hadden gedrukt. De man had terecht over deze periode alle rentelasten in aftrek gebracht.
Over de periode 1 augustus tot en met 31 december 2004 lag de situatie anders. Over deze periode kon de man slechts hypotheekrente in aftrek brengen voor zover hij deze was verschuldigd. Nu sprake was van een tot de huwelijksgemeenschap behorende woning en een op beider naam verstrekte hypothecaire lening, kon de man vanaf 1 augustus 2004 de helft van de hypotheekrente als zodanig in aftrek brengen op zijn inkomen. Echter, omdat hij ook over deze periode alle hypotheekrente had betaald en met deze omstandigheid voor de hoogte van de partneralimentatie uitdrukkelijk rekening was gehouden, zag de rechtbank aanleiding om de andere helft als alimentatie (onderdeel van de persoonsgebonden aftrek) in aftrek toe te laten.