Tijdens de proeftijd hebben zowel werknemer als werkgever de mogelijkheid de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De normale ontslagregels zijn derhalve niet van toepassing. De achterliggende gedachte van de wetgever is geweest om partijen de gelegenheid te bieden zich gedurende een periode proefondervindelijk van elkaars hoedanigheden en van de geschiktheid van de werknemer om de bedongen arbeid te verrichten op de hoogte te stellen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemer is op 29 september 2008 bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Vliet Transport B.V., werkgeefster, in de functie van vrachtwagenchauffeur in dienst getreden. Voorts heeft werkgeefster tijdens de bedongen proeftijd op 29 oktober 2008 schriftelijk de arbeidsovereenkomst, met ingang van 22 oktober 2008, met werknemer opgezegd.
Vordering werknemer
Werknemer stelt dat werkgeefster hem ten onrechte tijdens de proeftijd heeft ontslagen, nu hij vanwege zijn ziekte slechts in beperkte mate uitvoering heeft kunnen geven aan zijn werkzaamheden. Werkgeefster heeft hem geen eerlijke kans geboden om zich te bewijzen en zich derhalve niet als een goed werkgever gedragen, danwel is gebruikmaking van het proeftijdbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Werknemer vordert veroordeling van werkgeefster tot betaling van een bedrag van € 12.249,13 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten. Werkgeefster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Beoordeling
De kantonrechter oordeelt dat op grond van artikel 7:676 BW iedere partij bevoegd is om de arbeidsovereenkomst tijdens de rechtsgeldig overeengekomen proeftijd, zonder inachtneming van een opzegtermijn, op te zeggen. De opzegverboden, genoemd in de artikelen 7:670 en 7:670a BW, zoals het opzegverbod tijdens ziekte en het opzegverbod wegens vakbondslidmaatschap/ activiteiten, zijn gedurende de proeftijd niet van toepassing. De rechter mag in beginsel niet treden in de vraag of de opzegging tijdens de proeftijd is gebruikt met een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Toch heeft de Hoge Raad in een tweetal arresten, het Codfried/ISS-arrest(1) en het Triple P./Tap-arrest(2), grenzen aan het proeftijdbeding gesteld. Zo kan een discriminatoir ontslag tijdens de proeftijd tot schadeplichtigheid aan de zijde van de werkgever leiden(3). Voorts kan een ontslag tijdens de proeftijd in strijd zijn met de beginselen van goed werkgeverschap, indien de werkgever onzorgvuldig heeft gehandeld(4).
In de onderhavige beschikking acht de kantonrechter bijzondere omstandigheden, zoals hierboven nader uiteengezet, echter niet aanwezig. Werknemer heeft enkel gesteld dat hij zich door zijn (korte periodes van) arbeidsongeschiktheid en de korte tijd dat hij heeft gewerkt niet heeft kunnen bewijzen, maar werkgeefster ter zake geen concreet verwijt gemaakt, anders dan dat werkgeefster het proeftijdbeding heeft toegepast. De opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd dient dan ook te worden gerespecteerd. De kantonrechter oordeelt dat de wetgever juist tijdens de proeftijd partijen de ruimte heeft willen geven om op een relatief eenvoudige wijze van elkaar af te komen en acht voor een verdere belangenafweging geen ruimte aanwezig. Volgt afwijzing van de vordering van werknemer.
mr. Anneke Oonk, Van Diepen Van der Kroef Advocaten
1. HR 13 januari 1995, NJ 1995, 430 (Codfried/ISS-arrest)
2. HR 10 december 2000, JAR 2000, 249 (Triple P./Tap)
3. HR 13 januari 1995, NJ 1995, 430 (Codfried/ISS-arrest)
4. HR 10 december 2000, JAR 2000, 249 (Triple P./Tap)