Een ATV-regeling wordt in het algemeen in het leven geroepen om het verlies van arbeidsplaatsen tegen te gaan en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. Een vakantieregeling beoogt daarentegen de werknemer in verband met de werkbelasting die op hem drukt, betaald verlof te verschaffen. De in de wet opgenomen bepalingen betreffende vakantiedagen zijn derhalve niet op een ATV-regeling van toepassing. Bij een einde van het dienstverband zal de werknemer over het algemeen dan ook in financiële zin wel voor de niet genoten vakantiedagen, maar niet voor de niet genoten ATV-dagen worden gecompenseerd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemers zijn beiden in dienst geweest bij werkgeefster, achtereenvolgens als werknemer in de door werkgeefster geëxploiteerde winkel en als vertegenwoordiger. Op de arbeidsovereenkomst van beide werknemers is de CAO Slijterijen, hierna te noemen: “de CAO”, van toepassing verklaard. In artikel 7 van de CAO is een regeling voor arbeidstijdverkorting opgenomen op grond waarvan een werknemer bij een normale wekelijkse arbeidstijd recht heeft op 124 roostervrije uren (ook wel aangeduid als ATV-dagen) per kalenderjaar. Voor een werknemer die minder dan de normale wekelijkse arbeidstijd werkzaam is of die in de loop van het kalenderjaar in dienst treedt danwel met wie het dienstverband wordt beëindigd, geldt de bepaling naar evenredigheid. Werknemers hebben tijdens hun dienstverband geen ATV-dagen genoten.
Procesverloop en vordering werknemers
In eerste aanleg hebben werknemers werkgeefster gedagvaard voor de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector kanton, en gevorderd werkgeefster te veroordelen om achterstallig loon waaronder een financiële vergoeding wegens niet genoten ATV-dagen aan hen te betalen. Werkgeefster heeft gemotiveerd verweer gevoerd, al waarna de kantonrechter de vordering bij vonnis van 12 augustus 2004 heeft afgewezen. Tegen dit vonnis hebben werknemers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. Na een tussenarrest van 5 september 2006 waarbij werknemers zijn toegelaten te bewijzen dat zij gedurende hun dienstverband meerdere malen hebben aangedrongen op naleving van de CAO heeft het hof bij eindarrest van 28 augustus 2007 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en het meer of anders gevorderde, waaronder de uitbetaling van de gevorderde ATV-dagen, afgewezen. Naar het oordeel van het hof volgt noch uit de wet, noch uit de CAO een recht op een financiële vergoeding voor niet genoten ATV-dagen. Werknemers hebben vervolgens tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld. In de onderhavige procedure vorderen zij alsnog een financiële vergoeding voor de niet genoten ATV-dagen.
Beoordeling
In beginsel zal een werknemer bij een einde van het dienstverband geen aanspraak kunnen maken op een financiële vergoeding voor niet genoten ATV-dagen. Dit is slechts anders in het geval partijen een financiële vergoeding voor niet genoten ATV-dagen zijn overeengekomen, danwel indien hier in de op de arbeidsrelatie toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst een bepaling over is opgenomen. De Hoge Raad overweegt dat de regeling van de arbeidstijdverkorting in de CAO de werknemer geen financiële vergoeding toekent voor niet genoten ATV-dagen en dat het niet aannemelijk is dat dit op een omissie berust.
Voorts zou het toekennen van een financiële vergoeding naar het oordeel van de Hoge Raad niet passen bij de doelstelling van de regeling. Deze is immers niet om de werknemer een voordeel toe te kennen in de vorm van betaald verlof, doch om extra arbeidsplaatsen te creëren. Derhalve volgt uit de in de CAO opgenomen regeling dat de werknemer geen aanspraak heeft op een financiële vergoeding voor niet genoten ATV-dagen.
Voor zover werknemers hebben gesteld dat de CAO op dit punt geen regeling inhoudt en hebben betoogd dat daartoe uit het systeem van de wet in het algemeen en specifiek uit de enige in het onderdeel genoemde wetsbepalingen dient te worden afgeleid dat niet opgenomen ATV-dagen bij het einde van de arbeidsovereenkomst dienen te vergoeden, kan deze stelling op grond van het voornoemde niet slagen.
mr. Anneke Oonk, Van Diepen Van der Kroef Advocaten