Een bestuurder van een vennootschap is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van onder meer de omzet- en loonbelastingschulden van de vennootschap, tenzij hij tijdig melding heeft gedaan van betalingsonmacht. Bij tijdige melding kan de bestuurder slechts aansprakelijk zijn als het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur van die bestuurder.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In een procedure voor Rechtbank Arnhem had de belastingdienst een bestuurder aansprakelijk gesteld voor de omzet- en loonbelastingschulden van de bv. De rechtbank oordeelde dat de bestuurder niet aansprakelijk was, omdat de bestuurder tijdig aan zijn meldingsplicht had voldaan en de belastingdienst niet had aangetoond dat het niet betalen van de belastingschulden het gevolg was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Toen sprake was van financiële problemen had de bestuurder bij de belastingdienst gemeld dat de vennootschap in betalingsonmacht was geraakt. Een eerder computertechnisch probleem bij het doen van aangifte omzetbelasting en onduidelijkheden bij het betalen van loonbelasting werden door de rechtbank niet als financiële problemen aangemerkt, waardoor op dat eerdere moment nog geen sprake was van betalingsonmacht in het hier bedoelde verband.
Een bestuurder van een vennootschap (of ander lichaam met rechtspersoonlijkheid) is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van bepaalde belastingschulden van de vennootschap, onder meer de omzetbelasting en loonbelasting. Een vennootschap die in betalingsonmacht is gekomen, is verplicht om dit te melden bij de ontvanger van de belastingdienst. Iedere bestuurder van de vennootschap is daartoe bevoegd. Als de betalingsonmacht correct en tijdig is gemeld, is een bestuurder nog slechts aansprakelijk als de belastingdienst aannemelijk kan maken dat het niet betalen van een belastingschuld het gevolg is van aan die bestuurder te wijten ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’.
Indien de melding van betalingsonmacht niet tijdig of niet op de juiste wijze is gedaan, is elk van de bestuurders in beginsel aansprakelijk en wordt vermoed dat de niet-betaling aan de bestuurders is te wijten. In dat geval heeft de bestuurder wel de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het niet aan hem is te wijten dat de vennootschap niet aan haar meldingsplicht heeft voldaan.
Rechtbank Arnhem heeft onlangs een uitspraak gedaan over een bestuurder die door de belastingdienst aansprakelijk werd gesteld voor het niet betalen van omzet- en loonbelasting. De feiten waren als volgt. De bv had voor het tijdvak maart 2007 geen aangifte omzetbelasting gedaan. De omzetbelasting was ook niet voldaan voor dat tijdvak. Hoewel de bv voor de loonbelasting wel iedere maand aangifte deed, werd de belasting in 2006 en 2007 niet (volledig) afgedragen. Daarom had de belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting (maart 2007) en loonbelasting (eerste en tweede helft 2006) opgelegd. Deze naheffingsaanslagen werden niet (volledig) betaald door de bv.
Nadat de bv een aanmaning ontving van de belastingdienst voor de naheffingsaanslag loonbelasting (tweede helft 2006), meldde de bestuurder in juni 2007 de betalingsonmacht van de bv. Vervolgens heeft de belastingdienst in november 2007 de bestuurder aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden van de bv. De belastingdienst heeft in september 2007 beslag gelegd. In december 2007 werd het faillissement van de bv uitgesproken. De bestuurder maakte bezwaar tegen de aansprakelijkstelling en ging vervolgens bij Rechtbank Arnhem in beroep nadat de belastingdienst de aansprakelijkstelling in de bezwaarfase had gehandhaafd.
Volgens de rechtbank had de bestuurder de betalingsonmacht van de bv tijdig bij de belastingdienst gemeld. De bestuurder voerde namelijk aan dat het niet betalen van de loonbelasting en omzetbelasting niet voortvloeide uit betalingsonmacht, maar uit een computertechnisch probleem bij de aangifte omzetbelasting en onduidelijkheden bij het betalen van de loonbelasting. Toen de bestuurder de naheffingsaanslag loonbelasting over de eerste helft 2006 had betaald, heeft hij gewacht op de naheffingsaanslag loonbelasting over de tweede helft 2006. Toen hij deze naheffingsaanslag (tweede helft 2006) later ontving, had hij daar echter weinig aandacht voor. Pas op het moment dat hij de aanmaning ontving, was de bv niet meer in staat om de belasting te betalen. Daarom heeft hij op dat moment melding gemaakt van betalingsonmacht.
Volgens de rechtbank kunnen de redenen die de bestuurder heeft aangevoerd, niet worden aangemerkt als ‘financiële problemen’. Daarom vond de rechtbank dat nog geen sprake was van betalingsonmacht op het moment dat de belastingen moesten worden betaald. Van betalingsonmacht was pas sprake op het moment dat de belastingdienst de bv had aangemaand om de naheffingsaanslag over de tweede helft 2006 te betalen.
De rechtbank oordeelde aldus dat de melding van betalingsonmacht tijdig was gedaan door de bestuurder. Daarom lag het aan de zijde van de belastingdienst om aannemelijk te maken dat het niet betalen van de belastingschulden het gevolg is van aan de bestuurder te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Omdat de belastingdienst dit niet had gedaan, was de bestuurder ten onrechte aansprakelijk gesteld.
