Als een rechtspersoon, zoals een bv, bepaalde belastingen en premies sociale verzekeringen niet meer kan betalen, is die vennootschap verplicht dat direct aan de ontvanger van de belastingdienst te melden.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De meldingsplicht vervalt echter vanaf het moment dat de ontvanger op de hoogte raakt van de betalingsonmacht. Elk van de bestuurders van de vennootschap is bevoegd om namens die vennootschap aan die verplichting te voldoen. In dat geval is een bestuurder slechts aansprakelijk voor niet-betaalde belasting- en premieschulden, indien sprake is van aan de bestuurder te wijten ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’.
Naast de aansprakelijkstelling van bestuurders kunnen ook vereffenaars van een in liquidatie getreden onderneming aansprakelijk worden gesteld. Tussen beide soorten aansprakelijkstellingen bestaat een verschil. De belastingschulden waarvoor een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld, wijken vaak substantieel af van die waarvoor een vereffenaar aansprakelijk kan worden gesteld.
Dit verschil was voor Rechtbank Breda aanleiding om in de onderhavige procedure een streep te halen door een wijziging van de oorspronkelijke ‘vereffenaarsaansprakelijkheid’ in een bestuurdersaansprakelijkheid in de beroepsfase.
Een bestuurder van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, zoals een bv, kan onder omstandigheden aansprakelijk worden gesteld voor bepaalde belastingen (waaronder loonbelasting en omzetbelasting) en premies sociale verzekeringen die het door hem bestuurde lichaam is verschuldigd maar die niet zijn betaald. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden:
1. Het lichaam heeft de plicht om tijdig melding te doen van betalingsonmacht. Ieder van de bestuurders van het lichaam is bevoegd om namens het lichaam aan deze verplichting te voldoen. Indien de betalingsonmacht correct en tijdig is gemeld, kan de bestuurder slechts nog aansprakelijk worden gesteld als sprake is van aan hem te wijten ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’. De ontvanger van de belastingdienst moet dit dan aannemelijk zien te maken. De aansprakelijkheid werkt terug tot drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de melding.
De meldingsplicht vervalt vanaf het moment dat de ontvanger van de betalingsonmacht op de hoogte komt, zo is door de Hoge Raad in een arrest uit 1994 beslist.
2. Het lichaam heeft geen (juiste) melding van betalingsonmacht gedaan. In dat geval is elk van de bestuurders aansprakelijk en wordt vermoed dat de niet-betaling aan de bestuurder(s) is te wijten. Ook hier geldt een aansprakelijkheid voor een periode van drie jaar die aanvangt op het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is met de meldingsplicht. De bestuurder heeft echter de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het niet aan hem is te wijten dat het lichaam niet aan zijn meldingsplicht heeft voldaan.
Naast de aansprakelijkstelling van bestuurders kunnen ook vereffenaars van een in liquidatie getreden onderneming aansprakelijk worden gesteld. Tussen beide soorten aansprakelijkstellingen bestaat overigens een verschil. De belastingschulden waarvoor een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld, wijken vaak substantieel af van die waarvoor een vereffenaar aansprakelijk kan worden gesteld.
Rechtbank Breda heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een ‘vereffenaarsaansprakelijkheid’ in de beroepsfase kon worden omgezet in een bestuurdersaansprakelijkheid. De zaak was kort weergegeven als volgt.
Een bv was vennoot in een vennootschap onder firma (vof). De samenwerking met de andere firmant verliep niet goed waardoor de samenwerking per 1 januari 2007 werd verbroken. De vof werd per 1 juli 2007 ontbonden. De bv en de andere firmant traden op als vereffenaars.
De vof had in 2007 en 2008 niet binnen de gestelde termijn loonheffing op aangifte voldaan. De ontvanger stelde de bv op 9 december 2008 als vereffenaar hoofdelijk aansprakelijk voor de niet-betaalde belasting- en premieschulden van de vof, voor zover het niet betalen van deze schulden het gevolg was van aan de bv te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. De ontvanger stelde de bv ook aansprakelijk voor de heffingsrente, de invorderingsrente, de kosten en de bestuurlijke boete, voor zover het ontstaan daarvan aan de bv was te wijten.
De bv maakte bezwaar tegen de aansprakelijkstelling en de later gewijzigde aansprakelijkstelling en stelde dat geen sprake was van verwijtbaar kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bv kreeg namelijk van de andere firmant vanaf 1 januari 2007 geen inzicht meer in de financiële administratie van de vof en werd de toegang tot het bedrijfsgebouw van de vof ontzegd. De bv had tegen de andere firmant reeds een civiele procedure gestart wegens de geleden schade.
De rechtbank was van oordeel dat in de gegeven omstandigheden geen sprake kon zijn van vereffenaarsaansprakelijkheid. De ontvanger had niet aannemelijk gemaakt dat het niet betalen van belastingschulden was te wijten aan het kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bv.
De wijzing van de aansprakelijkstelling in bestuurdersaansprakelijkheid kon in de gegeven omstandigheden evenmin op goedkeuring van de rechtbank rekenen. De bv werd door de ontvanger in haar procesbelangen geschaad doordat de bv zich pas laat in de beroepsfase kon verweren in de verzwaarde bewijslast die bestuurdersaansprakelijkheid met zich brengt. Ook wees de rechtbank op het feit dat belastingschulden van aansprakelijk gestelde bestuurders vaak substantieel kunnen afwijken van belastingschulden van aansprakelijk gestelde vereffenaars. Als de ontvanger de bv als bestuurder aansprakelijk had willen stellen, had de ontvanger een nieuwe beschikking moeten nemen waaruit de nieuwe aansprakelijkstelling zou blijken.
Nu geen sprake was van vereffenaarsaansprakelijkheid voor de belastingschulden van de vof, verviel daarmee ook de aansprakelijkstelling voor de premieschulden, de heffingsrente, de invorderingsrente, de kosten en de bestuurlijke boete.