Hof Den Bosch heeft in 2008 geoordeeld dat inwoners van België met een eigen woning in België, die in Nederland werken en hebben geopteerd voor een fiscale behandeling als Nederlandse ingezetene, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor de Belgische onroerende voorheffing, zeg maar de Belgische eigenwoningbelasting.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De desbetreffende werknemer werd in 2001 vanwege de keuze voor binnenlandse belastingplicht voor zijn eigen woning zowel in België als in Nederland belast. Hiermee werd de grenswerknemer zwaarder belast dan zijn in Nederland woonachtige collega met een eigen woning. Volgens het hof zou Nederland deze zwaardere last moeten wegnemen door een aftrek te verlenen voor de Belgische onroerende voorheffing. Onlangs heeft de Hoge Raad echter anders beslist.
De omstandigheid dat een binnenkomende grenswerknemer, zoals in deze zaak, meer belasting betaalt dan een ingezetene (te weten de Belgische onroerende voorheffing) vloeit louter voort uit een dispariteit (ongelijkheid) tussen de Nederlandse en Belgische belastingstelsels. Deze dispariteit wordt niet verboden door het Europese recht, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde, in tegenstelling tot het hof, dat Nederland geen aftrek hoeft te verlenen voor de Belgische onroerende voorheffing.
Hof Den Bosch heeft in 2008 geoordeeld dat inwoners van België met een eigen woning in België, die in Nederland werken en hebben geopteerd voor een fiscale behandeling als Nederlandse ingezetene, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor de Belgische onroerende voorheffing, zeg maar de Belgische eigenwoningbelasting. Op 4 december 2009 heeft de Hoge Raad zijn eindoordeel gegeven in deze zaak. In tegenstelling tot het hof, oordeelde de Hoge Raad dat Nederland geen aftrek hoeft te verlenen voor de Belgische onroerende voorheffing.
In deze zaak ging het om een werknemer, die in België woonde en 2001 werkzaam was in Nederland, bij een in Nederland gevestigde werkgever. Hij had een eigen woning in België. Daardoor werd hij in België belast met de onroerende voorheffing tot een bedrag van € 936. De werknemer opteerde in Nederland voor de belastingheffing als Nederlandse ingezetene, op grond van de keuzeregeling voor binnenlandse belastingplicht. Daardoor kon hij onder meer de hypotheekrente van zijn in België gelegen woning in aftrek brengen. Deze optie had ook tot gevolg dat hij werd belast met het Nederlandse eigenwoningforfait voor deze woning. De werknemer was van mening dat de Belgische onroerende voorheffing in mindering moest komen op zijn Nederlandse belastbaar inkomen uit werk en woning of op andere wijze moest worden verrekend met de Nederlandse inkomstenbelasting. Hij deed daarbij een beroep op een schending van de beginselen van vrij verkeer van werknemers en kapitaal uit het EG-verdrag. De inspecteur weigerde de tegemoetkoming. De zaak kwam voor Hof Den Bosch.
Het hof oordeelde dat de werknemer de Belgische onroerende voorheffing in mindering mocht brengen op zijn inkomen uit werk en woning in box 1. De desbetreffende werknemer werd in 2001 vanwege de keuze voor binnenlandse belastingplicht voor zijn eigen woning zowel in België als in Nederland belast. Hiermee werd de grenswerknemer zwaarder belast dan zijn in Nederland woonachtige collega met een eigen woning. Volgens het hof zou Nederland deze zwaardere last moeten wegnemen door een aftrek te verlenen voor de Belgische onroerende voorheffing. Tegen dit oordeel stelde de staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van de staatssecretaris gegrond en besliste dat de werknemer geen recht had op aftrek van de Belgische onroerende voorheffing van € 936 in box 1. De omstandigheid dat een binnenkomende grenswerknemer, zoals in deze zaak, meer belasting betaalt dan een ingezetene (te weten de Belgische onroerende voorheffing) vloeit louter voort uit een dispariteit (ongelijkheid) tussen de Nederlandse en Belgische belastingstelsels. Deze dispariteit wordt niet verboden door het Europese recht, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde, in tegenstelling tot het hof, dat Nederland geen aftrek hoeft te verlenen voor de Belgische onroerende voorheffing.