Wie inkomstenbelasting is verschuldigd, heeft in beginsel recht op een of meer heffingskortingen. Deze kortingen komen in mindering op het totale bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, ook wel aangeduid als ‘gecombineerde inkomensheffing’.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Er geldt wel een maximum aan het totaalbedrag dat aan heffingskortingen wordt verleend. De totale heffingskorting mag niet meer bedragen dan de gecombineerde inkomensheffing. Indien u te maken krijgt met die beperking van de heffingskorting, kunt u onder voorwaarden nog wel een beroep doen op een bijzondere regeling, indien u de minstverdienende partner bent.
In dat geval kan de heffingskorting weer worden verhoogd tot de totale heffingskorting, echter maximaal tot de gecombineerde inkomensheffing van uw partner, verminderd met de voor uw partner van toepassing zijnde heffingskorting. Deze verhoogde heffingskorting wordt dan in feite aan u als minstverdienende partner uitbetaald. Indien u daarnaast recht hebt op een zogeheten aanmerkelijkbelangkorting in verband met oude aanmerkelijkbelangverliezen, mag u deze korting in mindering brengen op de gecombineerde inkomensheffing om te bepalen of u in aanmerking komt voor de verhoogde heffingskorting. Dit heeft Rechtbank Den Haag onlangs beslist.
Wie inkomstenbelasting is verschuldigd, heeft in beginsel recht op een of meer heffingskortingen. Zo bestaat er een algemene heffingskorting voor iedereen, een arbeidskorting voor mensen die loon, winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid genieten, en diverse kortingen voor (alleenstaande) ouders en ouderen. Deze kortingen komen in mindering op het totale bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, ook wel aangeduid als ‘gecombineerde inkomensheffing’. Er geldt wel een maximum aan het totaalbedrag dat aan heffingskortingen wordt verleend. De totale heffingskorting mag niet meer bedragen dan de gecombineerde inkomensheffing.
Indien u te maken krijgt met die beperking van de heffingskorting, kunt u nog wel een beroep doen op een bijzondere regeling. Die regeling geldt alleen indien u meer dan de helft van het kalenderjaar dezelfde partner hebt en u de minstverdienende partner bent. In dat geval kan uw heffingskorting weer worden verhoogd tot de totale heffingskorting (met uitzondering van enkele specifieke heffingskortingen), echter maximaal tot de gecombineerde inkomensheffing van uw partner, verminderd met de voor uw partner van toepassing zijnde heffingskorting. Deze verhoogde heffingskorting wordt dan in feite aan u als minstverdienende partner uitbetaald. Stel nu, dat u vroeger een aanmerkelijk belang hebt gehad en dat daaruit een verlies is ontstaan. U kunt dat verlies dan omzetten in een aanmerkelijkbelangkorting ter hoogte van 25% van dat verlies. In dat geval speelt de vraag of de hiervoor omschreven gecombineerde inkomensheffing het bedrag vóór of na vermindering met de aanmerkelijkbelangkorting is. Over deze kwestie heeft Rechtbank Den Haag onlangs uitspraak gedaan.
Een man had in 2005 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.629 en was over dat jaar € 3.656 aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PH) verschuldigd. Op dit bedrag was de heffingskorting nog niet toegepast. Per 31 december 2004 kon hij nog € 16.520 aan belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang verrekenen. Aan de man was eerder een voorlopige teruggaaf van € 3.688 verleend en op zijn loon was € 1.794 loonheffing ingehouden. Zijn echtgenote had een inkomen uit werk en woning van € 25.667 en was € 9.491 aan IB/PH verschuldigd. Ook op dit bedrag was de heffingskorting – in haar geval € 3.181 – nog niet toegepast.
De inspecteur stelde een aanslag IB/PH voor de man vast ter hoogte van € 2.025 (inclusief € 131 aan heffingsrente), waarbij geen rekening werd gehouden met de (verhoogde) heffingskorting. Door de aanmerkelijkbelangkorting van € 3.656 kwam de verschuldigde IB/PH (vóór toepassing van de heffingskorting) uit op nihil. Bovendien was de inspecteur van mening dat geen recht bestond op de verhoogde heffingskorting, omdat de heffingskorting niet werd beperkt. Het bedrag van de IB/PH vóór vermindering met de aanmerkelijkbelangkorting (€ 3.656) was immers hoger dan het maximumbedrag van de algemene heffingskorting van € 1.894 (2005). De man vond dat hij wel recht had op de verhoogde heffingskorting, omdat de heffingskorting wel werd beperkt. Het bedrag van de IB/PH dat hierbij in aanmerking moest worden genomen, was volgens hem het bedrag van de IB/PH na vermindering met de aanmerkelijkbelangkorting, waardoor zijn maximum heffingskorting nihil zou zijn. In dat geval kwam hij in aanmerking voor de regeling van de verhoogde heffingskorting, omdat hij aan alle overige voorwaarden voldeed. De inspecteur kwam echter niet tegemoet aan zijn bezwaar, waarna de man in beroep ging bij Rechtbank Den Haag.
De rechtbank ging te rade bij de van toepassing zijnde wetsbepalingen over de vaststelling van de verschuldigde IB, de vermindering daarvan met de aanmerkelijkbelangkorting en het maximumbedrag van de heffingskorting. Deze bepalingen, in samenhang bezien, brachten de rechtbank al snel tot de conclusie dat de gecombineerde heffingskorting het totaal is van de inkomensheffing over de belastbare inkomens van box 1, 2 en 3, n a vermindering met de korting voor aanmerkelijkbelangverliezen en vóór aftrek van de heffingskorting. De man had dus recht op de verhoogde heffingskorting, waardoor de belastingaanslag werd verminderd tot nihil en de heffingsrente kwam te vervallen.
Opmerking
In het Belastingplan 2008 is besloten de verhoogde heffingskorting voor de minstverdienende partner vanaf 2009 in vijftien jaar tijd af te schaffen. De maatregel is bedoeld om te stimuleren dat partners – in veel gevallen betreft het vrouwen – (meer) gaan werken. De afschaffing gebeurt door de verhoging jaarlijks met 6 2/3%-punt te verminderen. Deze beperking geldt niet voor partners die zijn geboren vóór 1 januari 1972 en voor gezinnen met een of meer kinderen van 5 jaar of jonger.
Bron: Rechtbank Den Haag, 5-11-2009, nr. AWB 08/2261 (gepubliceerd 3-12-2009).
