Rechtbank Arnhem heeft onlangs in een feitelijke procedure beslist dat twee grote leningen die een echtpaar in 2001 aan een meerderjarige zoon had verstrekt, kwalificeerden als een ongebruikelijke terbeschikkingstelling.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De leningen waren bestemd als financiering van een vof waarvan de zoon firmant was. Het echtpaar had voor de leningen een hypotheek genomen op hun toen onbezwaarde eigen woning. Deze woning was bedoeld als oudedagsvoorziening. De zoon zette de onderneming van de vof in 2003 als eenmanszaak voort en beëindigde deze in 2006. Op hem is inmiddels de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing. De vader wilde in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2004 het afwaarderingsverlies op de leningen in aftrek brengen. De rechtbank stelde vast dat de echtgenoten voor zich geen of nauwelijks enige vorm van (afdwingbare) zekerheid hadden bedongen voor de terugbetaling van de geleende bedragen. De rechtbank was over de leningsvoorwaarden van oordeel dat sprake was onzakelijke voorwaarden die tussen derden niet normaal waren. Verder was vanwege het grote belang dat het echtpaar had bij hun woning in onbezwaarde toestand, sprake van leningen die ook in de onderhavige relatie tussen ouders en kind ongebruikelijk waren. De rechtbank liet het afwaarderingverlies op de twee leningen bij ieder van beide echtgenoten voor de helft in aftrek toe, omdat zij beiden de leenovereenkomst hadden ondertekend en niet was gebleken van een eventuele verdeling van hun aandeel daarin.
De Wet inkomstenbelasting 2001 bevat onder meer een wetsbepaling over ‘ongebruikelijke terbeschikkingstellingen’ aan een vennootschap waarin bepaalde naaste familieleden een aanmerkelijk belang hebben. Dit betreft, kort gezegd, de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner. Als sprake is van een in het maatschapppelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling valt het desbetreffende ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel niet in box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen: per saldo 1,2% heffing) maar in box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning: progressief belast). De (positieve en negatieve) opbrengsten uit het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel worden dan aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
Of sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling hangt af van diverse factoren. Getoetst moet worden of:
1. de terbeschikkingstelling van een vermogensbestanddeel in het algemeen gebruikelijk is;
2. de overeengekomen voorwaarden zakelijk zijn;
3. en de terbeschikkingstelling maatschappelijk gebruikelijk is in de gegeven familierelatie.
Volgens de wetsgeschiedenis van de wetsbepaling over ongebruikelijke terbeschikkingstellingen bestaat er geen eenduidig criterium voor de ongebruikelijkheid. Maatschappelijke ontwikkelingen zijn mede bepalend of iets ongebruikelijk is of niet.
Voor een ouder is het vaak moeilijk om passief toe te kijken als de onderneming van zoon of dochter in zwaar weer komt en kopje onder dreigt te gaan. De neiging om snel een financiële reddingsboei toe te gooien, is dan groot. Echter, behoedzaamheid in de uitwerking van de financiële reddingsboei is van wezenlijk belang. Mocht zoon of dochter het geldbedrag niet kunnen terugbetalen, dan bestaat onder omstandigheden recht op aftrek van het verlies onder de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling. Deze tbs-regeling geldt in een dergelijke relatie tussen ouders en volwassen kinderen alleen indien sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Rechtbank Arnhem heeft onlangs een feitelijke uitspraak gedaan over de ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een echtpaar had in 2001 twee grote leningen verstrekt aan de vof waarin een zoon firmant was. Volgens de leningsvoorwaarden zouden de aflossingen in onderling overleg plaatsvinden en was per kwartaal respectievelijk per maand achteraf een rentevergoeding verschuldigd van 6%. Verder was het de vof niet toegestaan om nieuwe leningen aan te gaan of eigendommen te vervreemden voordat de leningen waren afbetaald. Het echtpaar had voor de leningen een hypotheek genomen op hun toen onbezwaarde eigen woning. Deze woning was bedoeld als oudedagsvoorziening.
De zoon zette de onderneming van de vof in 2003 als eenmanszaak voort en beëindigde deze in 2006. Op hem is inmiddels de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing. De vader wilde in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2004 het afwaarderingsverlies op de leningen als verlies op beleggingen in durfkapitaal in aftrek brengen. De inspecteur weigerde dat. In 2008 overleed de vader en zetten de erfgenamen de inmiddels in gang gezette beroepsprocedure hierover voort. De erfgenamen namen nu het standpunt in dat sprake was van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling en dat het afwaarderingsverlies op de leningen geheel in mindering mocht worden gebracht op het inkomen van de vader in 2004.
De rechtbank ging te rade bij de wetsgeschiedenis over de ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Daaruit bleek dat voor de vaststelling van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling de hiervoor genoemde drie toetsen bestaan. De rechtbank beoordeelde daarop de situatie aan de hand van deze drie toetsen en stelde vast dat de echtgenoten voor zich geen of nauwelijks enige vorm van (afdwingbare) zekerheid hadden bedongen voor de terugbetaling van de geleende bedragen. De rechtbank was over de leningsvoorwaarden v an oordeel dat sprake was onzakelijke voorwaarden die tussen derden niet normaal waren. Verder was vanwege het grote belang dat het echtpaar had bij hun woning in onbezwaarde toestand, sprake van leningen die ook in de onderhavige relatie tussen ouders en kind ongebruikelijk waren.
Het afwaarderingverlies op de twee leningen liet de rechtbank bij ieder van beide echtgenoten voor de helft in aftrek toe, omdat zij beiden de leenovereenkomst hadden ondertekend en niet was gebleken van een eventuele verdeling van hun aandeel daarin.