Hof Den Haag heeft in een feitelijke procedure beslist dat geërfde courante effecten met beursnotering moesten worden gewaardeerd tegen de laatste beurskoers vóór de overlijdensdatum. Deze waarderingsregel geldt vanaf 1 januari 2002. In de onderhavige procedure was de erflaatster op 20 maart 2001 overleden en gold een andere waarderingsregel.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Courante effecten moesten toen nog worden gewaardeerd naar de waarde zoals vermeld in de prijscourant die wekelijks door ten minste vier makelaars of commissionairs in effecten te Amsterdam werd opgemaakt en die gold voor de hele week waarin de erfrechtelijke verkrijging plaatsvond. Dat kon in de toenmalige roerige tijden op de effectenbeurzen een significant verschil uitmaken. Voor incourante effecten geldt een andere waarderingsregel. Deze houdt in dat de verkrijger een zekere vrijheid heeft in de waardebepaling zolang de gevolgde methode niet zodanige gebreken vertoont dat deze redelijkerwijze niet leidt tot een behoorlijke waardebepaling.
De Successiewet bevat een waarderingsregel voor geërfde effecten (aandelen en obligaties e.d.) voor het vaststellen van de waarde van de erfrechtelijke verkrijging. Sinds 1 januari 2002 moeten effecten die zijn opgenomen in een bij ministeriële regeling aangewezen prijscourant, in aanmerking worden genomen naar de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag voorafgaande aan de dag van de verkrijging. Tot 1 januari 2002 moest worden uitgegaan van de waarde zoals vermeld in de officiële prijscourant die wekelijks door ten minste vier makelaars of commissionairs in effecten te Amsterdam werd opgemaakt en die gold voor de gehele week waarin de erfrechtelijke verkrijging plaatsvond. De in de prijscourant voorkomende effecten zijn courante effecten. Bevat de prijscourant voor effecten van een bepaald fonds geen koers, dan heeft in het algemeen in dat fonds reeds lange tijd geen handel meer plaatsgevonden en moet de waardering plaatsvinden alsof het incourante effecten betreft. Voor de waardering van deze laatste effecten bestaan weinig vaste regels. De Hoge Raad heeft voor de waardering van deze effecten enige richtlijnen meegegeven. Kort gezegd houden deze in dat de verkrijger een zekere vrijheid heeft in de waardebepaling, zolang de gevolgde methode niet zodanige gebreken vertoont dat deze redelijkerwijze niet leidt tot een behoorlijke waardebepaling.
Hof Den Haag heeft onlangs een feitelijke uitspraak gepubliceerd over de waardering van courante effecten (aandelen) van een erflaatster die op 20 maart 2001 was overleden. De erflaatster had de drie kinderen van haar broer ieder voor een gelijk deel tot haar enige erfgenamen benoemd. Een dochter van haar broer had met de inspecteur een geschil over de waardering van de geërfde aandelen. De waarde van de aandelen bedroeg volgens de successieprijscourant van de week van overlijden € 1.575.754. Het aandeel van de nicht van de erflaatster bedroeg daarin € 525.251. Kennelijk erfde de nicht nog andere vermogensbestanddelen, want de inspecteur had de nicht een aanslag successierecht opgelegd naar een erfrechtelijke verkrijging van in totaal € 550.139.
De gemachtigde van de nicht had telefonisch contact met de belastingdienst opgenomen om informatie te verkrijgen over de waardering van de aandelen. De gemachtigde maakte uit het gesprek op dat de waardering van de aandelen voor de successieaangifte mocht geschieden naar een koers op een door de erfgenaam zelf te kiezen dag in de week van het overlijden. De nicht gaf in de successieaangifte haar verkregen aandelen aan naar een waarde van € 507.045. De inspecteur bracht hierop een correctie aan van € 18.206. Vervolgens ontwikkelde zich een veelheid aan geschilpunten met de inspecteur waarvan de in aanmerking te nemen koersdatum het belangrijkste onderdeel was. Rechtbank Den Haag verminderde de waarde van de totale erfrechtelijke verkrijging van de nicht tot € 531.933. De zaak kwam vervolgens voor Hof Den Haag.
Het hof gaf aan dat de door de nicht voorgestane waarderingsmethode geen steun vond in de wet en baseerde zich (per abuis) op de wettekst die gold vanaf 1 januari 2002. Volgens de wettekst vanaf 1 januari 2002 is -kort gezegd- de laatste beurskoers vóór de overlijdensdatum maatgevend. Deze waarderingsregel liet geen ruimte om rekening te houden met na het overlijden opgetreden waardedalingen. Het hof stelde de nicht op alle andere punten in het ongelijk en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
Opmerking
Naar het ons voorkomt is de uitkomst van de procedure van Hof Den Haag op zich wel juist, maar baseert het hof zich op een onjuiste versie van de wettekst, namelijk de versie die vanaf 1 januari 2002 gold. Ten tijde van het overlijden van de erflaatster op 20 maart 2001 gold nog de oude versie, waarin het volgende is bepaald: “Effecten welke voorkomen in de prijscourant, op last van Onze Minister door ten minste vier makelaars of commissionairs in effecten te Amsterdam opgemaakt in de week van de v erkrijging, worden in aanmerking genomen naar de waarde volgens die prijscourant.” Nu de in die prijscourant opgenomen waarde gold voor de hele week waarin de erfrechtelijke verkrijging plaatsvond, maakt het beter voorstelbaar waarom de gemachtigde van de nicht contact heeft opgenomen met de inspecteur met zijn vraag over de in aanmerking te nemen koersdatum. Zeker in de toenmalige roerige tijden op de effectenbeurzen tijdens het leeglopen van de internetzeepbel, kon het een significant verschil uitmaken welke koers(datum) in aanmerking moest worden genomen.