Indien een werknemer bereid is in te stemmen met een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst wordtveelal in onderling overleg met de werkgever besloten de arbeidsrelatie door middel van een zogeheten beëindigingsovereenkomst te beëindigen. In de beëindigingsovereenkomst wordt dan standaard een beding over finale kwijting opgenomen, uit hoofde waarvan partijen verklaren over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben. In de onderhavige uitspraak komt naar voren dat het – in geval bepaalde rechten en verplichtingen van het bereik van het beding dienen te worden uitgezonderd – van groot belang is dit uitdrukkelijk onderling af te spreken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Werknemer is op 13 januari 2005 op staande voet ontslagen en heeft op dat moment een eindafrekening ontvangen. In de eindafrekening zijn het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen niet meegenomen. Daarna hebben onderhandelingen tussen partijen plaatsgevonden en zijn zij op 11 maart 2005 alsnog een beëindigingsovereenkomst ter zake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werknemer overeengekomen waarin het volgende beding is opgenomen:
“Uiterlijk binnen veertien dagen na de ontbindingsdatum betaalt werkgever aan werknemer een beëindigingsvergoeding ter grootte van € 50.000,– bruto, op een wijze door werknemer te bepalen. Voornoemd bedrag van € 50.000,– bruto wordt in het verzoekschrift tot ontbinding genoemd. Na ontvangst van dit bedrag door werknemer verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting uit hoofde van de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst.”.
Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over de uitleg van deze clausule.
Vordering werknemer en verweer werkgever
Werknemer vordert betaling van vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen, nu het beding over de finale kwijting naar mening van werknemer alleen ziet op de periode na 13 januari 2005 en geen betrekking heeft op de onderlinge rechten en verplichtingen van voor 13 januari 2005. Werkgever betwist de vorderingen van werknemer op zichzelf of de hoogte daarvan niet, maar voert aan dat zij niet gehouden is tot betaling gelet op het finalekwijtingsbeding in de beëindigingsovereenkomst.
Beoordeling
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de finale kwijting niet toeziet op de afrekening van het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen, zodat de vordering van werknemer op dit punt wordt toegewezen. Het feit dat tijdens de onderhandelingen niet is gesproken over een finale kwijting die ook betrekking zou hebben op de periode voor 13 januari 2005 is voor deze aanname overigens niet voldoende. Doorslaggevend is dat de gemachtigde van werknemer een voorbehoud heeft gemaakt voor wat betreft het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen, zodat ondanks de inhoud van de beëindigingsovereenkomst aanspraak kan worden gemaakt op uitbetaling van deze posten.
mr. Fleur Los, Van Diepen Van der Kroef Advocaten.