Recent is weer een aantal rechtelijke uitspraken gedaan waarin werd geoordeeld over bestuurdersaansprakelijkheid. Op 31 maart 2010 wees de rechtbank Utrecht vonnis in een zaak waarin de (middellijk) bestuurders van een vennootschap een overeenkomst waren aangegaan die de vennootschap – naar later bleek – niet kon nakomen. Op het moment dat de bestuurders namens de vennootschap contracteerden had de bank het krediet van de vennootschap al ingetrokken. De wederpartij stelt zich op het standpunt dat de bestuurders daarom persoonlijk aansprakelijk zijn voor deze schuld van de vennootschap.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Hoe zat het ook alweer?
De Hoge Raad heeft een aantal regels geformuleerd op basis waarvan geoordeeld kan worden of een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schulden van de vennootschap. Als een bestuurder namens de vennootschap een verplichting aangaat, terwijl hij op dat moment feitelijk al wist – althans er niet aan hoefde te twijfelen – dat de vennootschap die verplichting niet na kon komen, terwijl de vennootschap aan de schuldeiser geen verhaal biedt voor de schade die haar wederpartij dientengevolge loopt, kan de bestuurder persoonlijk aansprakelijk zijn voor die geleden schade. Dit is het zogenoemde “Beklamel-criterium”. Een bestuurder die de volledige zeggenschap heeft over een vennootschap kan eveneens persoonlijk aansprakelijk zijn indien de vennootschap een verplichting jegens een derde wel kan nakomen, maar de vennootschap dit weigert. Er kan dan sprake zijn van betalingsonwil, op grond waarvan de bestuurder aansprakelijk kan zijn voor de schuld, zo oordeelde de Hoge Raad in het arrest Van Waning / Van der Vliet. Tot slot kan ook de bestuurder die bewerkstelligt dat de door hem bestuurde vennootschap een verplichting jegens een derde niet nakomt onrechtmatig handelen en kan deze onder omstandigheden persoonlijk aansprakelijk zijn. Dit volgt uit het zogenoemde “Driespan-arrest” van de Hoge Raad.
De casus bij de rechtbank Utrecht
In de zaak waarover de rechtbank Utrecht op 31 maart 2010 oordeelde, ging het om het volgende. De vennootschap “Double You Culinair” is met “BSB” een overeenkomst aangegaan ter zake de leverantie van dranken voor het WK Vierspan 2008. BSB heeft diverse leveringen aan Double You Culinair verricht, die door Double You Culinair onbetaald zijn gelaten. BSB spreekt daarop de bestuurders van Double You Culinair aan, en stelt dat zij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst al hadden moeten weten dat Double You Culinair haar (betalings)verplichtingen niet zou kunnen nakomen. BSB beroept zich daarmee op het zogenoemde Beklamel-criterium. Deze stelling onderbouwt zij onder meer door te wijzen op het feit dat ten tijde van het aangaan van de overeenkomst de bank het krediet van Double You Culinair al had ingetrokken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat het krediet van de vennootschap werd ingetrokken onvoldoende aanwijzing is dat duidelijk moest zijn dat de vennootschap haar verplichtingen niet kon nakomen. Double You Culinair diende weliswaar op andere wijze financiering te verkrijgen, maar daar stond tegenover dat zij de opdracht had gekregen om het WK Vierspan 2008 te cateren, waarmee een grote omzet gepaard ging. De bestuurders mochten derhalve in die omstandigheden de overeenkomst tussen Double You Culinair en BSB aangaan en zijn niet persoonlijk aansprakelijk.
mr. drs. Leonoor Wijnbergen, BANNING Advocaten