Hof Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over een stichting die in 2004 wilde kwalificeren als algemeen nut beogende instelling (anbi) maar voor het hof bot ving. Op 4 augustus 2009 hebben we over deze procedure bericht nadat Rechtbank Den Haag in de zaak uitspraak had gedaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Anders dan de rechtbank komt het hof thans in nogal summiere overwegingen tot het oordeel dat de stichting de anbi-status ontbeerde. Het hof overwoog dat een rechtspersoon die weliswaar statutair het algemeen nut beoogt, maar krachtens de uitdrukkelijke wil van de oprichters niet zal handelen conform dat doel totdat de langstlevende der oprichters is overleden, tot dat moment geen algemeen nut beogende instelling is in de zin van de wet.
Voor de stichting heeft dit oordeel fiscaal werkelijk desastreuze gevolgen. Daardoor wordt haar erfrechtelijke verkrijging van ca € 5 mln niet onderworpen aan het 11%-tarief maar aan het hoogste tarief (van maximaal 68%) van tariefgroep III. Het daarover verschuldigde successierecht bedraagt ruim € 3,3 mln. Gezien dit fiscale gevolg zal wellicht nog cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld.
Een instelling kan onder voorwaarden worden aangewezen als een algemeen nut beogende instelling (anbi). De aanwijzing als anbi is gunstig zowel voor de als zodanig kwalificerende instelling als voor degene die een schenking of erfstelling doet aan een anbi. Schenkingen van, schenkingen aan en erfrechtelijke verkrijgingen door een anbi zijn namelijk vrijgesteld van schenkbelasting respectievelijk erfbelasting indien aan de daarbij geldende voorwaarden is voldaan. Verder komt de schenker aan een anbi onder voorwaarden en binnen de daarbij gestelde normeringen in aanmerking voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.
Het tarief schenkingsrecht en successierecht voor anbi’s is de laatste jaren enige malen gewijzigd. Schenkingen aan en erfrechtelijke verkrijgingen door anbi’s zijn sinds 1 januari 2006 volledig vrijgesteld van schenkingsrecht en successierecht als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Voor het jaar 2005 gold voor anbi’s een drempelvrijstelling met een laag vast tarief van 8%. Voor de jaren 1981 tot 2005 gold een ander laag vast tarief: 11%.
Hof Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over een stichting die eind 2004 wilde kwalificeren als anbi. De zaak was als volgt. Een stichting was door twee echtgenoten in september 2000 opgericht. De statuten van de stichting waren zodanig opgesteld dat statutair algemeen nut werd beoogd. Tot hun overlijden vormden de echtgenoten het bestuur. Na het overlijden van de langstlevende zou een nieuw bestuur en een Stichtingsraad worden ingesteld. De echtgenoten waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Op grond van het testament van de man kreeg de vrouw het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap met bevoegdheid tot vertering en vervreemding. De stichting was enig erfgenaam. Na het overlijden van de man eind 2004 werden uiteindelijk alle bezittingen en schulden aan de vrouw toegedeeld. De vrouw werd hierdoor overbedeeld voor ruim € 5 miljoen waarvoor zij een renteloze schuld kreeg aan de stichting.
De stichting diende bij de belastingdienst een verzoek in om eind 2004 te worden aangemerkt als een anbi om het (destijds geldende) 11%-tarief voor anbi’s te kunnen toepassen op de erfrechtelijke verkrijging. De inspecteur wees dit echter af. De hoofdreden hiervan was dat de stichting vanwege het ontbreken van besteedbaar vermogen (het bezit van de stichting bestond uit een renteloze nietopeisbare vordering belast met het recht van vruchtgebruik) vooralsnog niet actief werkzaam zou zijn in het algemeen belang waardoor haar feitelijke werkzaamheden niet overeenkwamen met de statutaire doelstelling. Ook was er geen bestuur van minimaal drie onafhankelijke bestuurders maar van beide echtgenoten. De rechtbank was echter van oordeel dat het reeds (kunnen) verrichten van activiteiten niet vereist is om toch in aanmerking te kunnen komen voor het 11%-tarief. Het stond vast dat het doel van de stichting het algemeen belang rechtstreeks raakte en dat door de stichting geen activiteiten in strijd met dit doel waren verricht. De inspecteur ging daarop in hoger beroep bij Hof Den Haag.
Het hof kwam in summiere overwegingen tot het oordeel dat de stichting toch de anbi-status ontbeerde. Het hof overwoog dat een rechtspersoon die weliswaar statutair het algemeen nut beoogt, maar krachtens de uitdrukkelijke wil van de oprichters niet zal handelen conform dat doel totdat de langstlevende der oprichters is overleden, tot dat moment geen algemeen nut beogende instelling is in de zin van de wet.
Opmerking
Voor de stichting heeft dit oordeel fiscaal werkelijk desastreuze gevolgen, omdat haar erfrechtelijke verkrijging van ca € 5 mln niet onderworpen wordt aan het 11%-tarief maar aan het hoogste tarief (van maximaal 68%) van tariefgroep III. Het daarover verschuldigde successierecht bedraagt ruim € 3,3 mln. Gezien dit fiscale gevolg zal wellicht nog cassatie bij de Hoge Raad worden ingest eld.