Een directeur-grootaandeelhouder (‘dga’) had de zetel van zijn bv verplaatst naar Curaçao. Na de zetelverplaatsing hadden de dga en zijn vrouw afstand gedaan van hun rechten op pensioen en lijfrente die zij jegens de bv hadden. Vervolgens werd de bv ontbonden. Na de vereffening heeft de inspecteur als gevolg van een boekenonderzoek een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd. Deze aanslag werd betwist en nooit betaald. De ontvanger stelde de dga vervolgens hoofdelijk aansprakelijk voor het onbetaald blijven van de navorderingsaanslag. De dga was het hier niet mee eens. Hof Arnhem oordeelde onlangs dat de dga slechts aansprakelijk kon zijn als de bv in gebreke was. De bv moest dan wel kennis hebben genomen van de navorderingsaanslag. Daarvoor had de ontvanger op grond van het Burgerlijk Wetboek kunnen verzoeken om de vereffening te heropenen, maar had dit niet gedaan. Omdat de bv niet in gebreke was, kon de dga niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Als een zetel van een lichaam niet langer in Nederland is gelegen, is een iedere persoon die is belast met de zetelverplaatsing hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting van dat lichaam. Onlangs heeft Hof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarin de hoofdelijke aansprakelijkheid als gevolg van een zetelverplaatsing naar Curaçao aan orde was. De feiten waren als volgt.
Een directeur-grootaandeelhouder (‘dga’) had een bv waarin tot 1993 een advocatenpraktijk werd uitgeoefend. De bv had een pensioen- en lijfrenteverplichting jegens de dga en zijn vrouw. Eind 1993 zijn de dga en zijn vrouw naar Curaçao geëmigreerd en is de zetel van de bv ook naar Curaçao verplaatst. Begin 1994 hadden de dga en zijn vrouw afstand gedaan van hun rechten op pensioen en lijfrente. Ruim een jaar later werd de bv ontbonden. In maart 1996 was de vereffening beëindigd en bestond de bv niet langer.
In april 1996 kondigde de inspecteur een boekenonderzoek aan bij de bv in verband met het afstand doen van de pensioen- en de lijfrenterechten. Dit onderzoek leidde tot de vaststelling aan bv van een navorderingsaanslag voor de vennootschapsbelasting. Deze aanslag werd betwist en uiteindelijk nooit betaald. Dit was voor de ontvanger reden om de dga hoofdelijk aansprakelijkheid te stellen voor het ontbetaald blijven van de navorderingsaanslag. Het ging hierbij om zowel de vennootschapsbelasting als de heffings- en invorderingsrente (in totaal bijna €350.000).
In de procedure was in geschil of de dga hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor het onbetaald blijven van de navorderingsaanslag. Volgens Rechtbank Arnhem was de dga als zetelverplaatser van de bv terecht hoofdelijk aansprakelijk gesteld. De dga was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep bij Hof Arnhem.
Volgens het hof kon de dga slechts hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld als de bv in gebreke was. Daarbij stelde het hof voorop dat een bv pas in gebreke kon zijn als de bv in de gelegenheid was geweest om kennis te nemen van de navorderingsaanslag. Uit jurisprudentie leidde het hof af dat kennisneming niet verplicht was als de bv de navorderingsaanslag niet zou betwisten en niet zou betalen. In dit geval had de vereffening van de bv al plaatsgevonden en was de navorderingsaanslag betwist. Op grond van het Burgerlijk Wetboek was het mogelijk om de vereffening te heropenen en terug te vorderen wat de dga te veel aan liquidatie-uitkering had ontvangen. De ontvanger had dat echter niet gedaan.
Het hof oordeelde dat in dit geval geen reden bestond om een uitzondering te maken op de regel dat de bv kennis moest hebben kunnen nemen van de navorderingsaanslag, voordat de bv in gebreke kon zijn. Daarvoor had de ontvanger kunnen verzoeken om de vereffening te heropenen. Omdat de bv niet in gebreke was, kon de dga ook niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de vennootschapsbelasting en de heffings- en invorderingsrente.