In de zaak die op 1 november 2010 voor de voorzieningenrechter Arnhem speelde, oordeelde de rechter over de toelaatbaarheid van een verkorting van de duur van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemer is sinds 4 januari 2010 in dienst bij werkgever. Het betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 jaar met een proeftijd van 1 maand. Tijdens de proeftijd heeft werkgever aan werknemer een brief gestuurd, waarin werkgever aangeeft dat hij het niet aanvaardbaar acht dat hij in een situatie terecht komt waarbij blijkt dat werknemer niet de kwaliteiten bezit waarvan werkgever had gehoopt dat werknemer deze zou hebben. Werkgever wenst dit risico terug te brengen door de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 jaar om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 maanden. Werknemer stemt in met het voorstel van werkgever.
Vordering werknemer
Ondanks dat werknemer eerder heeft ingestemd met de wijziging van de arbeidsovereenkomst, is hij van mening dat deze wijziging onterecht heeft plaatsgevonden. Werknemer vordert van werkgever doorbetaling van het loon vanaf 1 juli 2010 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst in januari 2011 rechtsgeldig is geëindigd. Aan zijn vordering legt werknemer de stelling ten grondslag dat de tweede arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:652 Burgerlijk Wetboek, die bepaalt wat de maximale duur van de proeftijd mag zijn.
Verweer werkgever
Volgens de werkgever is enkel de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gewijzigd en is er geen sprake van een ongeoorloofde verlenging van de overeengekomen proeftijd. Werknemer heeft bovendien uitdrukkelijk ingestemd met de wijziging.
Kantonrechter
De wetgever heeft een gedifferentieerde gemaximeerde proeftijd bepaald die afhankelijk is van de duur van de arbeidsovereenkomst. De proeftijd mag volgens de wetgever niet langer duren dan strikt noodzakelijk. In onderhavig geval heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst verkort voor de duur van 6 maanden om het functioneren van werknemer over een langere periode te kunnen beoordelen. Volgens de kantonrechter staat het de werkgever uiteraard vrij om met zijn werknemer een arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 maanden overeen te komen en binnen die periode het functioneren van werknemer te beoordelen. In dit geval is echter de arbeidsovereenkomst verkort en is de zekerheid van werknemer bij een baan van 12 maanden gewijzigd in de zekerheid voor 6 maanden, die werkgever de gelegenheid geeft om werknemer langer te beoordelen als ware sprake van een proeftijd. Volgens de kantonrechter fungeert deze tweede arbeidsovereenkomst derhalve als proeftijd. Dit is in strijd is met de ratio van artikel 7:652 BW en de tweede arbeidsovereenkomst is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter nietig. Dat werknemer heeft ingestemd met de wijziging van de arbeidsovereenkomst doet daaraan niet af. Immers werd hij voor de keuze gesteld tussen werkloos raken en het tekenen van de tweede arbeidsovereenkomst. De kantonrechter beslist dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor 1 jaar nog bestaat en wijst de loonvordering van werknemer toe.
mr. Noortje Bouwmeester, Van Diepen Van der Kroef Advocaten