De Wet op belastingen van rechtsverkeer kent een vermindering in de overdrachtsbelasting voor kort opeenvolgende verkrijgingen van dezelfde onroerende zaak. De vermindering geldt bij een verkrijging binnen zes maanden na de vorige verkrijging. De vermindering wordt bereikt door de heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting (de waarde van de verkrijging, in beginsel gelijk aan de koopprijs) te verminderen met de heffingsgrondslag van de vorige verkrijging.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Rechtbank Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan waaruit blijkt dat een gescheiden levering van een appartementsrecht (de grond) en de nieuwbouwappartement zelf effect had op de omvang van de vermindering van de overdrachtsbelasting. De projectontwikkelaar die de nieuwbouw had gerealiseerd had de grond op 8 oktober 2007 verkregen, bouwde daarop appartementen waarvan er één op 17 juni 2009 werd opgeleverd. Deze verkrijgers verkochten op 8 juli 2009 het appartementsrecht (nu inclusief appartement) aan een vrouw (de opvolgende verkrijgster). Zij meende dat over haar verkrijging minder overdrachtsbelasting was verschuldigd wegens ‘kort opeenvolgende verkrijging’. De rechtbank maakte uit de feiten op dat twee leveringen hadden plaatsgevonden: eerst het appartementsrecht (het aandeel in de grond) en vervolgens de bouw en levering van het appartement. Alleen de laatste levering viel binnen de zesmaandstermijn. De rechtbank was daarom van oordeel dat de vermindering van overdrachtsbelasting alleen gold voor de bouwkosten van het nieuwbouwappartement en niet de grond.
De Wet op belastingen van rechtsverkeer kent een vermindering in de overdrachtsbelasting voor kort opeenvolgende verkrijgingen van dezelfde onroerende zaak. De vermindering geldt bij een verkrijging binnen zes maanden na de vorige verkrijging. Voor woningen geldt met ingang van 1 januari 2011 als tijdelijke stimuleringsmaatregel overigens een periode van 12 maanden. De vermindering wordt bereikt door de heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting (de waarde van de verkrijging, in beginsel gelijk aan de koopprijs) te verminderen met de heffingsgrondslag van de vorige verkrijging. Hierbij geldt onder meer als voorwaarde dat ter zake van de voorgaande verkoop overdrachtsbelasting is voldaan, of omzetbelasting is geheven die niet door een ondernemer als voorbelasting kon worden afgetrokken.
Rechtbank Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan waaruit blijkt dat een gescheiden levering van een appartementsrecht (de grond) en de nieuwbouwappartement zelf effect had op de omvang van de vermindering van de overdrachtsbelasting. De zaak was als volgt.
Een projectontwikkelaar had voor de realisatie van nieuwbouwappartementen op 8 oktober 2007 een appartementsrecht (bestaande alleen nog uit grond) verkregen. De projectontwikkelaar bouwde daarop appartementen waarvan één daarvan op 17 juni 2009 werd opgeleverd. Deze verkrijgers van dat appartement verkochten op 8 juli 2009 het appartementsrecht (nu inclusief appartement) aan een vrouw (de opvolgende verkrijgster). Zij meende dat over haar verkrijging geheel minder overdrachtsbelasting was verschuldigd wegens een kort opeenvolgende verkrijging. Zij stelde dat de waarde waarover de overdrachtsbelasting wordt berekend moet worden verminderd met het bedrag van de volledige door de vorige verkrijgers betaalde koop/aanneemsom (exclusief btw). Verder stelde zij -kort gezegd- dat ten onrechte geen rekening was gehouden met alle bouwkosten -met daarin niet-aftrekbare btw- die de vorige verkrijgers in een bouwtermijn aan de projectontwikkelaar hadden betaald.
De rechtbank maakte uit de feiten op dat twee leveringen hadden plaatsgevonden: eerst het appartementsrecht (het aandeel in de grond) en vervolgens de bouw en levering van het appartement. Alleen de laatste levering viel binnen de zesmaandstermijn. De rechtbank was van oordeel dat de vermindering van overdrachtsbelasting alleen gold voor de waarde ( in dit geval de bouwkosten) van het nieuwbouwappartement en niet de grond.
Wat betreft de bouwkosten was de rechtbank onder meer op basis van uitsplitsing in de koop- en aanneemovereenkomst tussen de projectontwikkelaar en de vorige verkrijgers van oordeel dat het niet aannemelijk was dat er bouwkosten waren die voor de berekening van de vermindering buiten beschouwing waren gebleven. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur de hoogte van de vermindering correct had berekend en verklaarde daarom het beroep van de vrouw ongegrond.