Bestelauto’s moeten aan bepaalde inrichtingsvereisten voldoen opdat het lagere bestelautotarief in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van toepassing is. Blijkt een bestelauto bij controle niet aan de vereisten te voldoen, dan kan de inspecteur een naheffingsaanslag BPM met boete en heffingsrente opleggen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Echter niet elke constatering dat een bestelauto niet aan de gestelde inrichtingsvereisten voldoet, leidt daadwerkelijk tot naheffing. Er bestaat een (geactualiseerd) ministerieel besluit van 4 juni 2010 volgens welke ondernemers onder omstandigheden beroep kunnen doen op ‘herstelbeleid’ waardoor toch geen naheffing hoeft plaats te vinden. Het moet dan gaan om een schending van een inrichtingsvereiste die het karakter van de bestelauto in geringe mate aantast en welke schending op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden hersteld.
Rechtbank Haarlem heeft onlangs dat herstelbeleid in een feitelijke procedure toegepast. In de betreffende procedure ging het om een bestelauto waarbij in de laadruimte aan beide zijden een zijruit zat, terwijl dat volgens de inrichtingseisen alleen voor de rechterzijde is toegestaan. De ondernemer had kort na de controle van zijn bestelauto de linker zijruit laten vervangen door een ondoorzichtig hard plastic bord. Dat bleek een eenvoudige ingreep te zijn. De rechtbank was van oordeel dat aan de voorwaarden van het herstelbeleid was voldaan. De ondernemer mocht op dat beleid beroep doen, ook al was het besluit met het herstelbeleid pas later gepubliceerd dan de datum waarop de controle had plaatsgevonden.
Voor bestelauto’s gelden bepaalde voorwaarden met betrekking tot de afmetingen en inrichting van de laadruimte. Als een auto aan deze voorwaarden voldoet, is geen sprake van een personenauto. Het rijden in een bestelauto is voor ondernemers (in de zin van de Wet omzetbelasting) goedkoper en fiscaal voordeliger dan het rijden in een personenauto Een voor de onderneming gebruikte bestelauto is namelijk vrijgesteld voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Verder geldt voor een bestelauto van een ondernemer in de meeste gevallen een lager tarief voor de motorrijtuigenbelasting en bestaat binnen daartoe gestelde grenzen recht op de investeringsaftrek bij aanschaf van een bestelauto.
Blijkt een bestelauto bij controle niet aan de vereisten voldoen, dan kan de inspecteur een naheffingsaanslag BPM met boete en heffingsrente opleggen. Echter niet elke constatering dat een bestelauto niet aan de gestelde inrichtingsvereisten voldoet, leidt daadwerkelijk tot naheffing. Er bestaat een (geactualiseerd) ministerieel besluit van 4 juni 2010 volgens welke ondernemers onder omstandigheden beroep kunnen doen op ‘herstelbeleid’ waardoor toch geen naheffing hoeft plaats te vinden. Het moet dan gaan om een schending van een inrichtingsvereiste die het karakter van de bestelauto in geringe mate aantast en welke schending op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden hersteld. Rechtbank Haarlem heeft onlangs in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de vraag of een ondernemer beroep kon doen op het herstelbeleid. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een ondernemer had in september 2008 een bestelauto in het buitenland gekocht. Op 18 november 2008 had de Douane de auto gecontroleerd en bleek dat de auto niet voldeed aan de inrichtingseisen die de Wet BPM aan een bestelauto stelt. De bestelauto beschikte namelijk over een laadruimte met aan beide zijden een zijruit, terwijl dat volgens de inrichtingseisen alleen voor de rechterzijde is toegestaan. De linker zijruit bestond daarbij uit ondoorzichtig glas. De ondernemer verklaarde dat hij de auto in deze staat in het buitenland had gekocht en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de auto aan de inrichtingseisen voor een bestelauto voldeed. De ondernemer kreeg met dagtekening 1 november 2009 een naheffingsaanslag BPM met boete en heffingsrente. Na bezwaar verminderde de inspecteur de naheffingsaanslag en schold hij de boete kwijt. De ondernemer had kort na de controle van zijn bestelauto de linker zijruit laten vervangen door een ondoorzichtig hard plastic bord.
De ondernemer ging in beroep bij Rechtbank Haarlem. Daar stelde hij dat de inspecteur de auto ten onrechte als personenauto had aangemerkt en deed hij ook een beroep op het herstelbeleid uit het ministeriële besluit van 4 juni 2010. De inspecteur was van mening dat de ondernemer geen beroep kon doen op dat beleid, omdat niet aan de daarbij gestelde voorwaarden was voldaan. Het karakter van de auto was volgens hem in meer dan geringe mate aangetast en herstel was volgens hem niet eenvoudig te realiseren.
De rechtbank maakte uit een arrest van de Hoge Raad van 18 februari 1987 op dat men een beroep kan doen op door een besluit opgewekt vertrouwen, ongeacht het tijdstip waarop het feit heeft plaatsgevonden dat tot belastingheffing heeft geleid. Dit lijdt alleen uitzondering indien en voor zover het besluit dat uitdrukkelijk zo bepaalt. Het besluit van 4 juni 2010 bevat echter geen uitdrukkelijke bepaling in deze zin. Dat besluit was in de onderhavige procedure daarom toch van toepassing.
De rechtbank was op basis van feiten van oordeel dat ook aan de voorwaarden van het herstelbeleid was voldaan. De ondernemer had de rechtbank overtuigd dat de zijruit eenvoudig uit de auto was te halen en dat vervolgens een op maat gesneden ondoorzichtig hard plastic bord – na verwijdering van de rubbers – rechtstreeks op de carrosserie was teruggeplaatst. De rechtbank vond deze ingreep een betrekkelijk eenvoudige aanpassing. De rechtbank was verder van oordeel dat het aanbrengen van een ondoorzichtige zijruit het karakter van de bestelauto slechts in geringe mate had aangetast nu het verschil tussen getint glas en ondoorzichtig glas optisch klein is. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag.
De uitspraak van Rechtbank Haarlem ligt geheel in lijn met de uitspraak van Rechtbank Arnhem waarover we eerder hebben bericht.